23221 |
bruidje in de processie |
bruidje:
bruidjes (K278p Lommel),
bruij-es (K278p Lommel),
bruikes (K278p Lommel)
|
Hoe heten de kleine meisjes die in de processie gaan? [ZND 22 (1936)]
III-3-3
|
20389 |
bruidsjapon |
trouwkleed:
troͅuklejət (K278p Lommel)
|
de bruidsjapon, het bruidskleed [N 96D (1989)]
III-2-2
|
20371 |
bruidsmeisje |
bruidje:
brø͂ͅi?ən (K278p Lommel)
|
het bruidsmeisje [brönkesje] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
20385 |
bruidspaar |
koppel:
koppel (K278p Lommel)
|
het bruidspaar [N 96D (1989)]
III-2-2
|
20372 |
bruidssluier |
voile:
val (K278p Lommel)
|
de sluier van de bruid, trouwsluier [sleuer] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
20375 |
bruidsstoet |
suite (fr.):
suite
swiet (K278p Lommel)
|
de bruidsstoet [broeds-tsoch] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
28491 |
bruidsvlucht |
bruidsvlucht:
bruidsvlucht (K278p Lommel)
|
Vlucht die de jonge koningin of moer onderneemt om bevrucht te worden door één of meerdere darren die met haar meevliegen. Meestal vindt deze vlucht plaats tussen de vijfde en zevende dag na haar uitlopen. Hoog in de lucht vindt de bevruchting plaats. Slechts één periode in haar leven wordt de moer of koningin bevrucht. De ene dar die haar bevrucht, moet deze daad met de dood bekopen. De moer keert uit het luchtruim met het bevruchtingsteken, de bij de paring afgerukte mannelijke geslachtsdelen, in haar lijf naar haar woning terug. De werkbijen bijten die darrenoverblijfselen weg en na korte tijd kan de moer met haar enige taak, het eieren leggen, beginnen. [N 63, 58; Ge 37, 44]
II-6
|
28509 |
bruidszwerm |
bruid(s)zwerm:
bruid(s)zwerm (K278p Lommel)
|
Een volk dat meezwermt bij de bruidsvlucht van een jonge koningin. [N 63, 37a; N 63, 37b; N 63, 29d; N 63, 29c]
II-6
|
20390 |
bruiloft |
bruiloft:
brulləft (K278p Lommel),
brøləft (K278p Lommel),
1a-m; 22, 29b;
breleft (K278p Lommel),
bruleft (K278p Lommel),
trouwfeest:
tròwfeejəst (K278p Lommel)
|
bruiloft [ZND 01 (1922)] || de bruiloft, het huwelijksfeest [hoeëchtsiet] [N 96D (1989)] || trouwfeest
III-2-2
|
34138 |
brullen |
brullen:
brølǝ (K278p Lommel),
brølǝn (K278p Lommel)
|
Abnormaal geluid dat vooral wild geworden runderen uitstoten. [N 3A, 6; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|