30991 |
dichtbinden |
inrijgen:
inrijgen (K278p Lommel)
|
Het met touw dichtbinden van de veteropening, voordat men begint met overhalen. Zie ook het lemma overhalen. [N 60, 82]
II-10
|
28552 |
dichtmaken van de woning |
toestoppen:
toestoppen (K278p Lommel)
|
Het dichtmaken van spleten en openingen in de bijenwoning met propolis. [N 63, 53b; N 63, 53a; Ge 37, 142]
II-6
|
21310 |
dief |
dief:
dief (K278p Lommel)
|
dief [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
19080 |
dienst |
dienst:
dĭĕnst (K278p Lommel)
|
dienst
III-1-4
|
32690 |
diep |
diep:
dip (K278p Lommel)
|
In dit lemma worden de plaatselijke varianten gegeven van het woord diep, voorzover dat - evenals de termen voor het tegengestelde begrip (zie het lemma ondiep) - gebruikt wordt of kan worden in verbinding met een werkwoord voor "ploegen". Voor het begrip "diep ploegen (vóór het zaaien)" kent men in bepaalde streken een speciale term waarin het woord diep niet voorkomt. Daarvoor zie men het volgende lemma [JG 1a + 1b; N 11, 39 + 42b + 46; N 11A, 107a + 108a; L 23, 8a; A 20, 1b; A 27, 24b; monogr.]
I-1
|
19087 |
diepzinnig |
diep kijken:
kijkt diep (K278p Lommel),
diepzinnig:
hij is diepzinnig (K278p Lommel, ...
K278p Lommel)
|
Hij is diepzinnig. [ZND 33 (1940)]
III-1-4
|
24300 |
dier, beest |
beest:
bjĕist (K278p Lommel),
hier ook opgenomen mat. van ZND 21, 011
bieëst (K278p Lommel),
bièst (K278p Lommel),
bjest (K278p Lommel),
ook in ZND 23, 009
bejest (K278p Lommel),
opgenomen uit de verzamellijst ZND 01.a-m
bejest (K278p Lommel),
dier:
dīēr (K278p Lommel)
|
beest [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)] || dier [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)]
III-4-2
|
17676 |
dij |
bats:
bats (K278p Lommel),
bil:
bil (K278p Lommel)
|
Hoe heet het been boven de knie ? [ZND 23 (1937)]
III-1-1
|
21155 |
dijk |
dijk:
dijk (K278p Lommel),
dęi̯k (K278p Lommel),
opgehoopte aarde
dijk (K278p Lommel)
|
dijk [ZND 33 (1940)] || Opgehoopte aarde. [N 27, 24; L 33, 34]
I-8, III-3-1
|
20714 |
dikke boterham |
dikke passavant:
Syst. Grootaers
deʔə pasavan (K278p Lommel)
|
Een dikke boterham (sjmouer, sjmouel?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|