33278 |
erwt, algemeen |
erwt:
ɛts (Q259p Lontzen),
ɛ̄ǝ.ts (Q259p Lontzen)
|
Pisum L. Hier de algemene benaming voor de erwt (enkelvoud), voorafgaand aan de benaming voor de akkererwt (lemma Kapucijner, Velderwt) en aan de andere erwtensoorten (tuinerwt, doperwt, peulerwt, enz.) die in de moestuin worden gekweekt en die derhalve in de aflevering over de moestuin ter sprake zullen komen. [N 27, 2b; JG 1a, 1b; L A1, 121; L 34, 94; Wi 8; monogr.; add. uit N P, 24]
I-5
|
24729 |
esdoorn |
es:
eisch (Q259p Lontzen)
|
gewone esdoorn [ZND 34 (1940)]
III-4-3
|
20855 |
eten (ww.) |
eten:
eate (Q259p Lontzen),
îêtə (Q259p Lontzen)
|
eten [RND], [ZND 25 (1937)]
III-2-3
|
21127 |
fiets |
rad (<du.):
radd (Q259p Lontzen)
|
fiets [ZND 44 (1946)]
III-3-1
|
21259 |
fietser |
radfahrer (du.):
de twee radfahrer krütze sich (Q259p Lontzen)
|
De twee fietsers kruisen elkaar, [ZND 29 (1938)]
III-3-1
|
20838 |
flauw |
lauw:
lei̯ (Q259p Lontzen),
er zit te weinig zout in
et is te leej (Q259p Lontzen)
|
flauw, smakeloos [RND] || meeps (flauw van smaak) [ZND 31 (1939)]
III-2-3
|
17989 |
flets |
geel:
geel gesicht (Q259p Lontzen)
|
hij heeft een flets gezicht (bleekgeel, ziekelijk) [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
21345 |
fluisteren |
fluisteren:
flüsteren (Q259p Lontzen)
|
fluisteren [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
28760 |
fluweel, velours |
velours:
flūr (Q259p Lontzen)
|
Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.]
II-7
|
18289 |
fluwelen broek |
bots van velours:
en bots va flùr (Q259p Lontzen)
|
een fluwelen broek [ZND 23 (1937)]
III-1-3
|