34574 |
wiel |
rad:
meervoud
rār (Q259p Lontzen)
|
Algemene benaming voor het wiel van een kar of een wagen. De karren en wagens hebben aanvankelijk houten wielen met daarrond een ijzeren band, om slijtage tegen te gaan. Na de tweede wereldoorlog werden deze houten wielen geleidelijk aan vervangen door wielen met luchtbanden. Afhankelijk van de omtrek heeft een wiel tien tot veertien spaken. [N 17, 57a-b + add; N 18, 99 + add; N G, 4; JG 1a + 1b; Gi 1,1; L 20, 21; L 38, 41; A 2, 60; A 4, 21; A 43, 1a-b; Wi 5; S 29; monogr.]
I-13
|
20852 |
wijn |
wijn:
wīēn (Q259p Lontzen)
|
wijn [RND]
III-2-3
|
22770 |
winnen |
gewinnen:
Inf.; - jewonn (won), jewonne (gewonnen).
jewinne (Q259p Lontzen)
|
III. Winnen; hij won; gewonnen. [ZND 25 (1937)]
III-3-2
|
33238 |
winterwortelen |
wortelen:
wǫtǝlǝ (Q259p Lontzen)
|
Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.]
I-5
|
18290 |
wit halsboordje |
stijve kraag:
stive kraag (Q259p Lontzen)
|
wit halsboordje (fr. faux-col) [ZND 32 (1939)]
III-1-3
|
18132 |
wonde |
wonde:
de wond geht étere (Q259p Lontzen)
|
Die wonde zal etteren [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
21267 |
woord |
woord:
wu.ət (Q259p Lontzen)
|
woord [RND]
III-3-1
|
32970 |
wortel |
wortel:
wo ̞tsǝl (Q259p Lontzen),
wǫ.tǝl (Q259p Lontzen)
|
Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.]
I-4
|
17892 |
wrijven |
wrijven:
vrive (Q259p Lontzen)
|
wrijven [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
17922 |
wringen |
wringen:
vringe (Q259p Lontzen)
|
wringen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|