24362 |
pad |
pad:
ped (L248p Lottum, ...
L248p Lottum,
L248p Lottum)
|
pad [DC 07 (1939)] || pad (dier) [SGV (1914)]
III-4-2
|
21261 |
pad, paadje |
pad, paadje:
paad, pêj (L248p Lottum)
|
pad, paden (mv.) [SGV (1914)]
III-3-1
|
24534 |
paddestoel (alg.) |
paddestoel:
peddestool (L248p Lottum)
|
paddestoel [SGV (1914)]
III-4-3
|
18170 |
pak, kostuum |
pak:
en nĕĕj pak (L248p Lottum),
pak (L248p Lottum)
|
pak [SGV (1914)] || pak [een nieuw ~] [SGV (1914)]
III-1-3
|
24293 |
paling, aal |
aal:
oal (L248p Lottum, ...
L248p Lottum)
|
aal [SGV (1914)] || paling [SGV (1914)]
III-4-2
|
32736 |
pand, bed |
bed:
bęt (L248p Lottum),
de volgende opgaven zijn meervoud
będǝ(n) (L248p Lottum),
perk:
pɛ ̝.rǝk (L248p Lottum),
rabat:
rabat (L248p Lottum
[(perceeltje met een greppel erlangs)]
)
|
Een pand of bed is een deel van een (meest erg lange) akker of een smal stuk land tussen twee evenwijdige greppels. Vergelijk het lemma In Panden Ploegen. Panden zijn doorgaans kleiner van oppervlakte dan gewone percelen op drogere grond. Men onderscheidt soms brede en smalle akkerdelen. Waar de brede stukken panden heten, worden de smalle stukken bedden genoemd. Het omgekeerde is ook mogelijk. Met perken bedoelt men de brede stukken. Hieronder is van deze afzonderlijk te ploegen akkerdelen - voor zover mogelijk - de breedte in voren of meters vermeld. Omdat een akker meerdere panden of bedden omvat, zijn ook de verstrekte meervoudsvormen opgenomen. [N 11, 53a + b; N 11A, 122 add.; N 11A, 130 a + c; JG 1a + 1b + 1c + 2c; A 44, 21e]
I-1
|
22842 |
pandverbeuren |
pandgeven:
pandgêve (L248p Lottum)
|
pandverbeuren [SGV (1914)]
III-3-2
|
19434 |
pannen schuren |
koper schuren:
kōpər sxōrə (L248p Lottum),
zink schuren:
zēŋk sxōrə (L248p Lottum)
|
metaal met behulp van water en zand of andere schurende middelen vlekvrij en glanzend maken [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
20558 |
pap |
brij:
breei (L248p Lottum, ...
L248p Lottum)
|
brij [SGV (1914)]
III-2-3
|
21126 |
papier |
papier:
pepeer (L248p Lottum)
|
papier [SGV (1914)]
III-3-1
|