e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lottum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slepen kropsop [eggen]: krǫpsop [eggen] (Lottum), sleep[eggen]: slęi̯p[eggen] (Lottum), slepen: sleipe (Lottum), slęi̯pǝ (Lottum) De in dit lemma bijeengebrachte termen betreffen het bewerken van de akker met een sleep, om de grond gelijk te trekken, aardkluiten te verbrijzelen of fijn zaad in de grond te werken, alsmede het slepen van weiland, om mestplakken en molshopen te verbreiden en/of gestrooide mest over de grasmat uit te strijken. Hoe de hieronder voorkomende vormen ''eg'' + ''eg'' en ''eggen'' + ''eggen'' verstaan moeten worden, is aangegeven in de lemmata ''eg'' en ''eggen''. [JG 1a + 1b + 1c; N 11, 81 + 85; N 11A, 173c + 180; S 33; L 6, 66; div.; monogr.] || slepen (ww) [SGV (1914)] I-2, III-1-2
sleutel sluiter: slūtǝr (Lottum) Het wigvormige stukje hout dat bij het inzetten als laatste wordt vastgeslagen. [A 29a, 6b-c] II-12
sleutelbloem primula: -  primula (Lottum), sleutelbloem: -  sleutelbloem (Lottum, ... ) sleutelbloem, gekweekt (Primula) [DC 24 (1953)] || sleutelbloem, wild [DC 24 (1953)] III-4-3
sleutelbos bos sleutels: boes slêûtels (Lottum), sleutelring: mèt sleutels  sleutelreenk (Lottum) Sleutelbos (afbeelding) [DC 14 (1946)] III-2-1
slib, rivierbodem slijk: sliek (Lottum) slib [SGV (1914)] III-4-4
slim schrander: schrānder (Lottum) schrander [SGV (1914)] III-1-4
slobkous gamasche: kemusse (Lottum) slobkous [SGV (1914)] III-1-3
slons (slodder?) slons: slons (Lottum) slons [SGV (1914)] III-1-4
slot slot: slǭt (Lottum) Toestel dat als sluiting op deuren wordt aangebracht, waarbij door middel van een sleutel een schoot of tong wordt uitgeschoven die in een gat in de stijl van het kozijn valt. [N 54, 94b; L 6, 73a; S 33; monogr.] II-9
slurpen slurpen: slörpe (Lottum) slorpen [SGV (1914)] III-2-3