19492 |
vaatdoek |
schotelslet:
sxotəlsleͅt (L248p Lottum)
|
vaatdoek [SGV (1914)]
III-2-1
|
20330 |
vader |
vader:
vader (L248p Lottum, ...
L248p Lottum,
L248p Lottum)
|
(vader;) Hoe wordt de vader door de kinderen aangesproken? [DC 05 (1937)] || vader [SGV (1914)] || vader; (Hoe wordt de vader door de kinderen aangesproken?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
23330 |
vagevuur |
vagelvuur:
vagelveur (L248p Lottum)
|
vagevuur [SGV (1914)]
III-3-3
|
19489 |
valgordijn, rolgordijn |
rolgordijn:
rolgerdien (L248p Lottum)
|
valgordijn [SGV (1914)]
III-2-1
|
17822 |
vallen |
vallen:
valle (L248p Lottum)
|
vallen [SGV (1914)]
III-1-2
|
19051 |
vals |
vals:
valsch (L248p Lottum)
|
valsch [SGV (1914)]
III-1-4
|
34489 |
van veren wisselen |
ruizelen:
rȳzǝlǝ (L248p Lottum)
|
[N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.]
I-12
|
17824 |
vangen |
vangen:
vange (L248p Lottum),
vangen (L248p Lottum),
vangə (L248p Lottum)
|
vangen [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
34297 |
varken |
varken:
vɛ̄rǝkǝ (L248p Lottum)
|
Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s]
I-12
|
33391 |
varkensstal, varkenshok |
varkenshok:
vē̜ ̞rǝkǝshǫk (L248p Lottum),
varkenskooi:
vē̜ ̞rǝkǝskø̜̄i̯ (L248p Lottum),
varkenskooien:
vɛ.rkǝskø̄ ̞i̯ǝ (L248p Lottum),
varkensschot:
vē̜ ̞rǝkǝssxǭt (L248p Lottum)
|
De stal of het deel van de stal waarin zich de varkenshokken bevinden. Doorgaans wordt er geen onderscheid gemaakt in de aanduiding van de stal in de zin van het gebouw of deel daarvan en in die van het hok, de houten constructie waarin de varkens zich bevinden. De opgaven waarbij wèl is aangegeven dat zij betrekking hebben op het houten hok, staan achter in het lemma bijeen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.3). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [N 5A, 60a en 60b; N 5, 105c; A 10, 9d en 9e; L 38, 27; S 39 en 50; monogr.]
I-6
|