19283 |
aarzelen |
niet tot een besluit kunnen komen:
wordt omschreven;
kan nĕĕ tot e beslōēt komme. (L248p Lottum)
|
aarzelen [SGV (1914)]
III-1-4
|
22741 |
aas in het kaartspel |
aas:
rōēten oas (L248p Lottum)
|
Aas: Ruiten aas. [SGV (1914)]
III-3-2
|
19021 |
achterdocht |
achterdenken:
achterdinke (L248p Lottum)
|
achterdocht [SGV (1914)]
III-1-4
|
17651 |
achterste |
achterste:
êchterste (L248p Lottum)
|
achterste [SGV (1914)]
III-1-1
|
34584 |
achterwand |
achterste bred:
ēxtǝrstǝ bret (L248p Lottum),
achterste bredje:
ēxtǝrstǝ britjǝ (L248p Lottum)
|
De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enquête opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.]
I-13
|
24438 |
adder |
adder:
adder (L248p Lottum)
|
nadder (adder) [SGV (1914)]
III-4-2
|
17781 |
adem |
adem:
oam (L248p Lottum)
|
adem [SGV (1914)]
III-1-1
|
17685 |
ademen |
ademen:
oajeme (L248p Lottum)
|
ademen [SGV (1914)]
III-1-1
|
17682 |
ader |
ader:
oar (L248p Lottum),
oare (L248p Lottum)
|
ader [SGV (1914)] || aderen [SGV (1914)]
III-1-1
|
19803 |
afdak |
afdak:
aafdaak (L248p Lottum)
|
afdak [SGV (1914)]
III-2-1
|