e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lottum

Overzicht

Gevonden: 1965

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
afgeroomde melk fugemelk: fȳsmɛlk (Lottum), fȳsmɛ̄lk (Lottum) De vloeistof die overblijft als de melk ontroomd is. [A 7, 15 en 17; A 23, 4a; L 27, 29; JG 1a, 1b; L 1u, 103; Lu 1, 3 en 4a; monogr.] I-11
afkomst afkomst: aafkums (Lottum) afkomst [N 87 (1981)] III-2-2
afrastering van wei gelint: gǝlent (Lottum) Kunstmatige omheining, doorgaans een afrastering van met draad verbonden palen. [N 14, 62; S 11; Gwn 16, 11; A 25, 8; N 11, 8 add.; monogr.] I-8
afschepschop batsschup: batssxøp (Lottum), schuit: sxū.t (Lottum) Een afschepschop is een schop die men gebruikt bij het spitten, om de ruwe en vaak begroeide bovenlaag van de uit te spitten voor af te scheppen en in de open voor te deponeren. Vergelijk ook het vorige lemma. Zoals uit enkele termen blijkt, betreft het vaak een schop die ook voor ander schepwerk gebruikt wordt. [N 11A, 149b; N 18 add.; div.] I-1
aftrekken, uitwinnen uithalen: uthālǝ (Lottum) Na het inkappen rolt de maaier met de mathaak de halmen samen en haalt ze naar zich toe. Het is de "tweede fase" van de zichtbehandeling. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en bij het lemma ''afleggen'' (4.4.3) bij het maaien met de zeis. [N 15, 16g; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 23, 16.2; L 48, 34.2; Lu 2, 34.2; monogr.; add. uit N 15, 16i] I-4
aftroggelen aftroffelen: aftroeffele (Lottum) troggelen (af~) [SGV (1914)] III-3-1
afwas (de) schotelen: də sxōtələ (Lottum) het gezamenlijke vaatwerk, dat op een bepaald moment afgewassen moet worden [DC 15 (1947)] III-2-1
afwassen schotelen wassen: sxōtələ wasə (Lottum) vaatwerk (borden, lepels, messen, pannen, enz.) met behulp van warm water of zeepsop schoonmaken [DC 15 (1947)] III-2-1
afwaswater schotelwater: sxōtəlwātər (Lottum) Het water, vermengd met zeep of soda, waarin het vaatwerk afgewassen moet worden [DC 15 (1947)] III-2-1
akker land: lānt (Lottum), veld: vɛlt (Lottum), vɛǝlt (Lottum), vɛ̄lt (Lottum) Met het begrip ɛakkerɛ wordt in dit lemma bedoeld een bepaald begrensd stuk akkerland of bouwland. Veel respondenten uit Belgisch Limburg beschouwen perceel als een notariswoord. De woordtypen tarweland, haverland, bietenland, korenveld en koren duiden op een stuk land waarop een bepaald gewas wordt verbouwd.' [N 27, 2a; N 11, 1b; A 11, 4; A 3, 40; JG 1a, 1b, 1d; L 37, 11b; L 19b, 1a; Vld.; monogr.] I-8