22435 |
jarig zijn |
jarig zijn:
hae is jōēūrig (L248p Lottum),
hēn is j"rig (L248p Lottum),
hè:n is jörig (L248p Lottum)
|
Hij is morgen jarig. [DC 02 (1932)]
III-3-2
|
18193 |
jas: algemeen |
buis:
buis (L248p Lottum),
jas:
jas (L248p Lottum),
jes (L248p Lottum)
|
jas [SGV (1914)] || jassen (mv.) [SGV (1914)]
III-1-3
|
24556 |
jeneverbes |
wachel:
-
wachel (L248p Lottum)
|
jeneverbes (Juniperus communis L.), de struik [DC 30 (1958)]
III-4-3
|
18086 |
jicht |
gicht:
geech (L248p Lottum)
|
jicht [SGV (1914)]
III-1-2
|
23323 |
joden |
joden:
Joede (L248p Lottum)
|
joden [SGV (1914)]
III-3-3
|
20310 |
jong (bn.) |
jong:
’t kiend is nog jŏŏnk (L248p Lottum)
|
jong [t kind is nog ~] [SGV (1914)]
III-2-2
|
24338 |
jong van een dier |
jong:
joōnk (L248p Lottum),
joŋk (L248p Lottum),
jōŋk (L248p Lottum),
è jŏŏnk (L248p Lottum)
|
[R 12, 38; S 16; L 1a-m; L 27, 47a; monogr.]jong (subst.; van een dier) [Roukens 12 (1937)] || jong (ve dier) [SGV (1914)]
I-11, III-4-2
|
34314 |
jong varken |
bag:
bak (L248p Lottum),
baggen (mv.):
bage (L248p Lottum),
bagje:
bɛkskǝ (L248p Lottum)
|
Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.]
I-12
|
34551 |
jonge gans |
gansje:
ganskǝ (L248p Lottum),
gɛnskǝ (L248p Lottum),
kuikje:
kykskǝ (L248p Lottum)
|
De benamingen in dit lemma duiden in het algemeen op een jonge gans. In vraag A 6, 5c werd gevraagd naar de dialectbenamingen voor "pasgeboren ganzen". De antwoorden zijn ook in dit lemma opgenomen. Hierdoor komen er onder andere (-)kuiken-opgaven voor. [L 34, 15; JG 1a; A 6, 5c; A 2, 42; monogr.]
I-12
|
20159 |
jongen |
jong:
enne jŏŏng (L248p Lottum),
jong (L248p Lottum)
|
jongen [DC 05 (1937)] || jongen (knaap) [SGV (1914)]
III-2-2
|