22090 |
duivenslag |
spijker:
spikər (L316a Lozen)
|
Een kevie (voor duiven). [ZND A1 (1940sq)]
III-3-2
|
21418 |
duur |
duur:
dør (L316a Lozen)
|
duur [ZND A2 (1940sq)]
III-3-1
|
23229 |
dwaallicht |
dwaallicht:
dwallēxt (L316a Lozen)
|
Een dwaallicht (Fr. feu follet). [ZND B2 (1940sq)]
III-3-3
|
19260 |
dwingen |
dwingen:
dweŋə (L316a Lozen)
|
dwingen [ZND A1 (1940sq)]
III-1-4
|
21313 |
eed |
eed:
eͅd (L316a Lozen)
|
een eed [ZND A2 (1940sq)]
III-3-1
|
24436 |
eekhoorn |
enkbeugel:
enkbygəl (L316a Lozen)
|
eekhoorntje [ZND B2 (1940sq)]
III-4-2
|
22484 |
een cadeau geven |
schenken:
šeŋkə (L316a Lozen)
|
Schenken. [ZND A1 (1940sq)]
III-3-2
|
30090 |
een muur opmetselen |
optrekken:
ǫptrɛkǝ (L316a Lozen)
|
Al metselend een muur laag na laag hoger maken. Een muur die zo werd opgetrokken werd in K 353 een 'muur in opbouw' ('mȳr en up˱bē̜jǝf') genoemd. Het resultaat was volgens een aantal invullers een 'volle muur' ('volǝ mȳr', K 353; 'volǝ myǝr', K 278; 'vǫlǝ mūr', Q 197, 197a; 'vol mūr' L 364). Zie voor de fonetisch niet gedocumenteerde vormen de lemmata 'Metselen' en 'Muur'. [N 31, 27; N 31, 32b; monogr.]
II-9
|
30077 |
een muur uitloden |
loden:
luǝjǝ (L316a Lozen)
|
De verticale stand van een muur of profiel controleren met behulp van een schietlood. [N 31, 10b]
II-9
|
30085 |
een muur waterpassen |
uitpassen:
utpásǝ (L316a Lozen)
|
De horizontale stand van een muur controleren met behulp van de waterpas. [N 31, 10c; monogr.]
II-9
|