e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lozen

Overzicht

Gevonden: 668
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
etter zweersel: zwēərsəl (Lozen), zwēͅrsəl (Lozen) etter (van een wonde) [ZND B1 (1940sq)] III-1-2
ezelsrug ezelsrug: iǝzǝlsrø̜x (Lozen) Een uit metselstenen vervaardigd en aan weerszijden enigszins overstekend, kapvormig bovendeel van een muur. Zie afb. 43. [N 31, 43a; monogr.] II-9
flauwvallen in bezwijming vallen: in bezwiməŋk vallə (Lozen), in onmacht vallen: in oͅnmaxt vallə (Lozen) in bezwijming vallen [ZND B1 (1940sq)] III-1-2
fluim rochel: roͅxəl (Lozen) fluim [ZND A2 (1940sq)] III-1-2
fundament fundering: føndē̜reŋ (Lozen), funderingsmuur: føndē̜reŋsmōǝr (Lozen) De grondvesten van een gebouw. Het fundament kan al dan niet onderheid zijn, wordt in metselsteen, stampbeton of gewapend beton uitgevoerd en reikt tot aan het maaiveld of de begane grond. [N 31, 1a; N 31, 1b; N 31, 1c; monogr.] II-9
gaan gaan: gīən (Lozen) gaan [ZND A2 (1940sq)] III-1-2
gaar murg: mørəx (Lozen) murw (gaar gekookt) [ZND A1 (1940sq)] III-2-3
gang gang: gaŋ (Lozen), gaŋk (Lozen) gang [ZND A1 (1940sq)] || huisgang (waarlangs men binnentreedt) [ZND B1 (1940sq)] III-2-1
garen garen: garǝ (Lozen), garǝn (Lozen) Gesponnen draad in het algemeen. Het garen kan gemaakt worden van allerlei vezels, bijv. katoen, wol, zijde en linnen. [N 62, 55a; N 59, 6a; L 1a-m; L 7, 58; L 17, 4; L 28, 14; L A1, 18; L B1, 69; L B1, 80; MW; S 7; monogr.] II-7
geeuwhonger geeuwhonger: giəhoŋər (Lozen) geeuwhonger (ziekelijke honger) [ZND B1 (1940sq)] III-2-3