30067 |
lagenmaat |
lagenmaat:
lǭgǝmǭǝt (L316a Lozen)
|
De dikte van één baksteen plus één lintvoeg. Zie ook afb. 28 en 41. [N 31, 8a; N 31, 7c; monogr.]
II-9
|
24917 |
landstreek |
streek:
streək (L316a Lozen)
|
streek [ZND A1 (1940sq)]
III-4-4
|
29987 |
lange bouwladder |
stellingleider:
[stelling]lę̄ǝr (L316a Lozen)
|
Ladder waarmee de eerste of tweede verdieping van een steiger bereikt kan worden. In het eerste geval is de ladder doorgaans 4 m lang, wanneer de ladder tot de tweede verdieping reikt, 7 tot 8 m. Bouwladders onderscheiden zich van andere ladders doordat zij meestal van rond steigerhout vervaardigd zijn. De sporten van een bouwladder zijn in het rondhout ingekeept en met draadnagels vastgezet. [N 32, 9a; monogr.]
II-9
|
19599 |
lantaarn |
lantaring:
lante͂ͅriŋ (L316a Lozen)
|
lantaarn [ZND B1 (1940sq)]
III-2-1
|
18222 |
lap |
lap:
lap (L316a Lozen)
|
lap [ZND A1 (1940sq)]
III-1-3
|
30234 |
latei |
hoekijzer:
hōk˱īzǝr (L316a Lozen),
linteau:
lǭntō (L316a Lozen)
|
Houten, stenen of ijzeren balk die een venster, ingang of andere opening overspant en tevens het bovenliggende muurwerk draagt. De lateibalk wordt vaak in het muurwerk verwerkt zodat hij niet in het zicht komt. d.i.n. in het woordtype 'd.i.n.-balk' is een afkorting van ø̄deutsche Industrienormø̄. [N 55, 74; N 32, 15a; N 32, 15b; monogr.]
II-9
|
20479 |
leeftijd, ouderdom |
ouder:
auwər (L316a Lozen),
awər (L316a Lozen)
|
ouderdom; op zijn - [ZND B1 (1940sq)]
III-2-2
|
17815 |
leggen |
leggen:
lēͅəGə (L316a Lozen)
|
leggen [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
22649 |
lemen knikker |
pannenklits:
pànnə klets (L316a Lozen)
|
Een knikker. [ZND B1 (1940sq)]
III-3-2
|
19125 |
leugen |
leugen:
lyəgə (L316a Lozen)
|
een leugen [ZND A1 (1940sq)]
III-3-1
|