24343 |
lieveheersbeestje |
lievevrouwebeestje:
lēvəvrouəbiəstjə (L316a Lozen)
|
lieveheersbeestje [ZND B2 (1940sq)]
III-4-2
|
30144 |
liggende rollaag |
rollaag:
rǫllǭx (L316a Lozen)
|
Muurafdekking in de vorm van een laag op hun kant liggende metselstenen. Woordtypen als 'halfsteens rollaag' (L 289, Q 111), 'halfsteense rollaag' (L 290, L 291, L 382, Q 99*, Q 121) en 'steensrollaag' (Q 39) verwijzen naar de hoogte van de rollaag. [N 31, 23d; monogr.]
II-9
|
18831 |
lijden |
lijden:
l[i}jə (L316a Lozen)
|
lijden [ZND A2 (1940sq)]
III-1-4
|
22329 |
lijn waar het spel begint |
meet:
ən m(tm)t (L316a Lozen),
schietlijn:
šētlein (L316a Lozen)
|
De lijn van waar het knikkerspel begint. [ZND B1 (1940sq)]
III-3-2
|
28772 |
linnen, linnengoed |
lijwand:
(mv)
livǝntš (L316a Lozen)
|
Weefsel uit vlas- of hennepgaren vervaardigd. Lijnwaad. [N 62, 77; N 59, 201; N 62, 75f; L 1a-m; L 30, 30a; L 30, 30b; L B1, 95; MW; Wi 18 en 55; S 22; monogr.]
II-7
|
30160 |
lintvoeg |
lintvoeg:
lēntš˲[voeg] (L316a Lozen)
|
Horizontale voeg. Zie ook afb. 41. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(voeg)' het lemma 'Voeg'. [N 32, 29b; monogr.]
II-9
|
17617 |
lip |
lip:
løp (L316a Lozen)
|
een lip [znd A1 (1940sq)]
III-1-1
|
18051 |
litteken |
litteken:
liteikə (L316a Lozen),
liteͅjkə (L316a Lozen)
|
litteken [ZND B1 (1940sq)]
III-1-2
|
19619 |
lucifer |
stekje:
steͅkskə (L316a Lozen)
|
lucifer [ZND B1 (1940sq)]
III-2-1
|
23217 |
luiden |
luiden:
lujə (L316a Lozen)
|
Luiden. [ZND A2 (1940sq)]
III-3-3
|