e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lozen

Overzicht

Gevonden: 668
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ui, ajuin un: un (Lozen), unje: y(3)̄njə (Lozen) een ajuin [ZND B2 (1940sq)] I-7
uil uil: yl (Lozen) uil [ZND A2 (1940sq)] III-4-1
uitgegraven dennenwortel dennenwortel: dɛnǝwǫrtǝl (Lozen), poest: pust (Lozen), puǝst (Lozen) [R 3, 3; L B2, 344] I-8
uitglijden uitschampen: utšampə (Lozen), uitschieten: utšeten (Lozen), uitschuiven: utšyvə (Lozen) uitglijden (b.v. over een aardappelschil) [ZND B2 (1940sq)] III-1-2
urineren zeiken: zeͅkə (Lozen) zeiken [ZND A2 (1940sq)] III-1-1
vademen vamen: viǝmǝ (Lozen) Een draad door het oog van een naald halen. In dit lemma zijn de objecten draad, garen, draad garen, vaam, vaam garen niet gedocumenteerd. [N 59, 68; N 62, 10; L 8, 29; L B1, 76; MW; monogr.] II-7
vallende tand vallende tand: valǝndǝ tānt (Lozen) k˲valǝndǝ tsa [N 31, 28a; monogr.] II-9
vals spelen foetelen: futələn (Lozen), fūtələ (Lozen), België en Nederland.  futələ (Lozen) Bedriegen bij het spel (vals spelen). [ZND B1 (1940sq)] || Vals spelen. III-3-2
valsteiger valsteiger: val[steiger] (Lozen) Noodvloer die onder de steigervloer moet liggen wanneer deze meer dan 4 m boven de begane grond komt. Wanneer men een nieuwe steigerverdieping heeft aangebracht, wordt de oude werkvloer doorgaans als valsteiger gebruikt. Zie voor de niet fonetisch gedocumenteerde vormen van de woorddelen '-(steiger)' en '-(stelling)' het lemma 'Steiger'. [N 32, 6; monogr.] II-9
varen varen: oͅp zeə varə (Lozen, ... ) op zee varen [ZND A1 (1940sq)] III-3-1