19635 |
brandhout |
knabben:
knabə (L316a Lozen)
|
brandhout (in brokjes) [ZND B1 (1940sq)]
III-2-1
|
33346 |
brandmuur tussen woonhuis en stal |
brandgevel:
brantjš˲gē̜ ̞vǝl (L316a Lozen)
|
De scheidingsmuur tussen het woongedeelte en de stallen van de boerderij. Doorgaans is dit de muur waartegen, aan de woonhuiskant, ook de schouw is aangebracht en die tot in de nok is opgetrokken. [N 5A, 22g en 32a; N 31, 41d; A 49, 6b]
I-6
|
18786 |
breien |
strikken:
strekkə (L316a Lozen),
strikkə (L316a Lozen)
|
breien (kousen breiden) [ZND B1 (1940sq)]
III-1-3
|
18787 |
breinaald |
crocheterhaak (<fr.):
Vertaald: crocheteer-.
krəstēͅrhāk (L316a Lozen),
striknaald:
streknōͅltš (L316a Lozen)
|
breinaald [ZND B1 (1940sq)]
III-1-3
|
17803 |
breken |
breken:
brēͅəkə (L316a Lozen)
|
breken [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
17804 |
brengen |
brengen:
breŋə (L316a Lozen)
|
brengen [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
18392 |
bretel |
bretel (<fr.):
brətel(s) (L316a Lozen),
help:
helpə (L316a Lozen),
lits:
letsə (L316a Lozen)
|
bretellen (om de broek op te houden) [ZND B1 (1940sq)]
III-1-3
|
18099 |
breuk |
breuk:
bry(3)̄ək (L316a Lozen)
|
een breuk [ZND A2 (1940sq)]
III-1-2
|
34504 |
broedende kip op eieren |
brok:
brǫk (L316a Lozen)
|
[N 19, 43a; JG 1a, 1b, 2c; L 14, 21; A 6, 1c; S 5; L B2, 320; monogr.]
I-12
|
20216 |
broeder |
broeder:
brōr (L316a Lozen)
|
Een broeder. [ZND A2 (1940sq)]
III-3-3
|