e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lozen

Overzicht

Gevonden: 668

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
brandhout knabben: knabə (Lozen) brandhout (in brokjes) [ZND B1 (1940sq)] III-2-1
brandmuur tussen woonhuis en stal brandgevel: brantjš˲gē̜ ̞vǝl (Lozen) De scheidingsmuur tussen het woongedeelte en de stallen van de boerderij. Doorgaans is dit de muur waartegen, aan de woonhuiskant, ook de schouw is aangebracht en die tot in de nok is opgetrokken. [N 5A, 22g en 32a; N 31, 41d; A 49, 6b] I-6
breien strikken: strekkə (Lozen), strikkə (Lozen) breien (kousen breiden) [ZND B1 (1940sq)] III-1-3
breinaald crocheterhaak (<fr.): Vertaald: crocheteer-.  krəstēͅrhāk (Lozen), striknaald: streknōͅltš (Lozen) breinaald [ZND B1 (1940sq)] III-1-3
breken breken: brēͅəkə (Lozen) breken [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
brengen brengen: breŋə (Lozen) brengen [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
bretel bretel (<fr.): brətel(s) (Lozen), help: helpə (Lozen), lits: letsə (Lozen) bretellen (om de broek op te houden) [ZND B1 (1940sq)] III-1-3
breuk breuk: bry(3)̄ək (Lozen) een breuk [ZND A2 (1940sq)] III-1-2
broedende kip op eieren brok: brǫk (Lozen) [N 19, 43a; JG 1a, 1b, 2c; L 14, 21; A 6, 1c; S 5; L B2, 320; monogr.] I-12
broeder broeder: brōr (Lozen) Een broeder. [ZND A2 (1940sq)] III-3-3