id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
20309 | meisje | meidje: mutskə (Lummen) | meisje [ZND 11 (1925)] III-2-2 |
18637 | meisjespantalon met kanten pijpen | frulbroek: frøͅlbrōͅk (Lummen) | meisjespantalon (vero) met kanten pijpen die tot onder de knieën reiken [N 25 (1964)] III-1-3 |
34454 | mekkeren | bleten: blē̜i̯tǝ (Lummen) | Geluid voortbrengen, gezegd van de geit. [N 19, 76b; monogr.] I-12 |
33294 | melganzevoet | meel: mīǝ.lǝ (Lummen) | Chenopodium album L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op braakliggend land en bouwland, vooral bij sterke bemesting, en met name ook waar pulpkuilen gestaan hebben. Het heeft witte bloemtrosjes, die van juli tot de herfst bloeien, en bladeren die van boven dof en van onder wit-melig zijn. De hoogte varieert van 15 tot 120 cm. [JG 1a, 1b; A 60A, 83; monogr.] I-5 |
34237 | melk | melk: molk (Lummen), mɛ.lǝk (Lummen) | De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.] I-11 |
34095 | melkaders | melkaderen: mølkuǝrǝ (Lummen), mølǝkou̯rǝ (Lummen) | De aders langs de buik naar de uier. [N 3A, 118a] I-11 |
34246 | melkafromer | afromer: ā.frumǝr (Lummen) | De afromer scheidt de roomlaag van de melk. Dit scheiden kan gebeuren door een grote schuimspaan of een houten lepel te gebruiken. Met een houten latje kan men room tegenhouden, terwijl de ontroomde melk door de tuit van de in schuine stand gehouden plateel of teil vloeit. Men kan de room eenvoudig met een vinger wegdoen of men kan die wegblazen. Moderner is de scheiding van room en melk met een melkmachine of centrifuge. [N 12, 57 en 58; JG 1a, 1b; A 23, 3; monogr.] I-11 |
21288 | melkboer | melkboer: milkbo.ur (Lummen) | melkboer [RND] III-3-1 |
24808 | melkdistel | hazensalade: hōͅu̯zəsəlōͅu̯d (Lummen, ... ), hazesalade: hōͅu̯zəsəlōͅu̯d (Lummen) | [ZND 01 a-m (1922)]melkdistel [ZND 01 (1922)] || Zachte melkdistel (voor konijnen) [ZND 23 (1937)] I-7, III-4-3 |
34226 | melken | melken: mɛ.lǝkǝ (Lummen), mɛ̄lkǝn (Lummen) | Melk uit de uiers van de koe drukken. Zie afbeelding 9. [L 38, 44; JG 1a, 1b; Wi 26; Vld.; monogr.] I-11 |