20522 |
beschimmeld |
versmotst:
vǝrsmojtst (P051p Lummen)
|
Beschimmeld, gezegd van meel. [Vds 162; Grof 180]
II-3
|
20540 |
beschimmelen |
beschimmelen:
besxymələ (P051p Lummen)
|
beschimmeld/beschimmelen [ZND 06 (1924)]
III-2-3
|
20790 |
beschuit |
beschuit:
1a-m
bəsxöt (P051p Lummen)
|
beschuit [ZND 21 (1936)]
III-2-3
|
21532 |
besteken |
besteken:
bestiəkə (P051p Lummen, ...
P051p Lummen)
|
Iemand besteken (ter gelegenheid van zijn naamfeest). [ZND 33 (1940)]
III-3-1, III-3-2
|
25105 |
bestendig weer |
vast (weer):
vast weer
vàst wēer (P051p Lummen)
|
bestendig weer [vaste lucht] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
27448 |
beton |
beton:
bǝtǫn (P051p Lummen)
|
Een mengsel van cementspecie met een grove toeslag, bijv. grind, steenslag of bims, dat in bepaalde verhouding onder toevoeging van water wordt gemengd en tot een steenachtige massa verhardt. Een betonmengsel van één deel cement, twee delen zand en drie delen kiezel werd in L 321 een 'missing' ('meseŋ'), van 'missen' ø̄mengenø̄, genoemd. [N 30, 47a; N 30, 50; monogr.]
II-9
|
30046 |
beton storten |
beton storten:
[beton] stǫrtǝ (P051p Lummen)
|
De aangemaakte vloeibare beton in de bekisting gieten. Zie voor de fonetische documentatie van het woord '(beton)' het lemma 'Beton'. [N 30, 51c]
II-9
|
30048 |
betonhouw |
krabber:
krɛbǝr (P051p Lummen)
|
Riek waarvan de twee tanden loodrecht op de steel staan. Het werktuig wordt gebruikt bij het maken van beton om de verschillende bestanddelen dooreen te mengen. Zie ook afb. 24. [N 30, 49; monogr.]
II-9
|
30045 |
betonijzer |
net:
nɛt (P051p Lummen)
|
Metalen staven die in het beton worden aangebracht. Beton dat op deze wijze is versterkt, kan beter de erop uitgeoefende buig- en trekspanningen opnemen. De afzonderlijke staven van betonijzer noemde men in Q 83 'ijzers' ('ęjzǝrs'). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(beton)-' het lemma 'Beton'. [N 30, 51b]
II-9
|
30047 |
betonmolen |
mortelmolen:
mǫrtǝlmø̄lǝ (P051p Lummen)
|
Toestel dat wordt gebruikt bij het aanmaken van met name grote hoeveelheden betonspecie. De betonmolen bestaat uit een peer- of cilindervormige mengtrommel met een nuttige inhoud van 50 tot 1000 liter die door een een elektromotor of een verbrandingsmotor wordt aangedreven. In de mengtrommel zijn schoepen aangebracht die tijdens het ronddraaien van de trommel de betonspecie mengen. Boven de molen is een waterreservoir geplaatst waaruit de vereiste hoeveelheid water automatisch aan het mengsel wordt toegevoegd. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(beton)-' het lemma 'Beton'. [N 30, 50; monogr.]
II-9
|