25454 |
pekelkuip |
spekton:
spɛktǫn (P051p Lummen)
|
De houten kuip waarin men het gezouten vlees en spek bewaart. [N 28, 110; monogr.]
II-1
|
26039 |
penbalk |
pinbalk:
penbalǝk (P051p Lummen),
pinbalk (P051p Lummen),
steunbalk:
steunbalk (P051p Lummen)
|
De zware balk waar de pensteen op rust. Zie ook afb. 48. [N O, 29b; N O, 45c; A 42A, 89; A 42A, 17; monogr.]
II-3
|
33717 |
penwortel van een den |
dennenwortel:
dęnǝwǫtǝl (P051p Lummen),
pin:
pen (P051p Lummen),
pinwortel:
pinwǫtǝl (P051p Lummen)
|
De penvormige wortel van een dennenboom. [N 27, 9b]
I-8
|
17911 |
persen |
apprehensie maken:
apprehensie maken (P051p Lummen),
werken:
werken (P051p Lummen)
|
Het maken van uitdrijvende bewegingen, gezegd van de koe die gaat kalven. [N 3A, 47]
I-11
|
19229 |
persoon met een lastig karakter |
geen gemakkelijke:
das giene gemekkeleke (P051p Lummen)
|
Hij is niet gemakkelijk, ... niet mak (een lastig karakter). [ZND 38 (1942)]
III-1-4
|
33566 |
perzik |
peersel:
pī.səl (P051p Lummen),
pīsəl (P051p Lummen)
|
[ZND 05 (1924)]perzik [ZND 05 (1924)]
I-7
|
24856 |
perzikkruid |
reutsel:
rø̄tsǝl (P051p Lummen)
|
Polygonum persicaria L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in tuinen en wegbermen met zeer kleine roze bloempjes in de vorm van een aar, lancetvormige bladen met een zwarte vlek en roze-rode stengels. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 20 tot 100 cm. Voor weie (wilgen) zie ook de toelichting bij het lemma Hanepoot. [JG 1b, 1c, 2c; A 60A, 56]
I-5
|
18634 |
pet met brede klep |
loerklak:
louərklak (P051p Lummen)
|
pet met brede klep [loerklak] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18627 |
pet met opstaand bovenstuk |
kepie:
kəpī (P051p Lummen),
klepklak:
klypklak (P051p Lummen)
|
pet met opstaand cylindervormig bovenstuk in het algemeen {afb} [zeje pet] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18281 |
pet: algemeen |
klak:
klak (P051p Lummen, ...
P051p Lummen,
P051p Lummen,
P051p Lummen)
|
pet (hoofdbedekking voor mannen) - zijn er verschillende benamingen? [ZND 16 (1934)] || pet, hoofddeksel met een klep [kips, patsj, klak, koetsj, paaj, flet, kap, klep, muts, luif] [N 25 (1964)] || pet, muts, klak [RND]
III-1-3
|