e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lummen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
raapzaadolie smout: smā.t (Lummen) De olie die uit raapzaad wordt geslagen. Zie de toelichting bij het lemma Koolzaadolie. Bomolie is de olie die uit de eerste slagen van de molen wordt verkregen; ze is van goede kwalitetit en wordt als slaolie gebruikt. Bij de typen lijzend, lijzendsmout en lijzentesmout is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om raapolie gaat. Bij de opgave raapzaad is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om olie gaat. [JG 1a, 1b; monogr.] I-5
raar, vreemd aardig: ook materiaal znd 19a, 003  āreͅg (Lummen) zonderling, vreemd [ZND 01 (1922)] III-1-4
raat ratel: (mv)  rǭtǝls (Lummen) Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.] II-6
ragebol halve maan: haləf mōͅn (Lummen) ragebol, bolvormige borstel waarmee spinnewebben worden verwijderd [N 26 (1964)] III-2-1
rammelaar rijder: raiər (Lummen) rammelaar, mannetje konijn [Goossens 1b (1960)] III-2-1
rammelkar hodderkar: hodǝrkē̜r (Lummen), lodderkar: lodǝrkē̜r (Lummen), ratelkar: rātǝlkē̜r (Lummen) Kar die veel lawaai maakt. [N 17, 92] I-13
rand van een hoed rand: rank (Lummen) luifel, overstekende rand van een hoed [N 25 (1964)] III-1-3
ranzig garst: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m  geͅrst (Lummen) garstig [ZND 23 (1937)] III-2-3
rapen rapen: rā.pǝ (Lummen) De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d] I-5
rasp rasp: rasp (Lummen) rasp (rief, raspel, raps) [N 20 (zj)] III-2-1