e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lummen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roedegaten kotter: kǫtǝr (Lummen) De twee gaten in de askop waarin de roeden worden bevestigd. Zie ook afb. 45. [N O, 10c; A 42A, 75] II-3
roedewiggen spieën/spijen: spajǝ (Lummen), spijǝ (Lummen) De houten wiggen waarmee de roeden vooraan of opzij in de askop worden vastgezet. [N O, 3a; A 42A, 76] II-3
roep- en lokwoord voor de kip tik, tik, tik: tik, tik, tik (Lummen) Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor het kuiken tik, tik, tik: tik, tik, tik (Lummen) [N 19, 44b; A 6, 2c; L 47, 9b; VC 12 2o -r-; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor het varken kuus, kuus: kus, kus (Lummen), kuus, kuus, kuus: kus, kus, kus (Lummen) In plaats van kuus roepen klakt men ook wel met de tong. [N 19, 11a; VC 14, 2c (r] I-12
roeper roeper: ps. omgespeld volgens Frings.  ropər (Lummen) afslager: Hoe heet bij de openbare verkoping van goederen degene die de verkoping leidt [afslager, uitroeper, roeper?] [N 21 (1963)] III-3-1
roepwoord om de klokhen te lokken klok, klok, klok: klok, klok, klok (Lummen) [N 19, 44c; A 6, 2c] I-12
roestplek ijzermaal: eijzermaol (Lummen) roestplek [ZND 36 (1941)] III-2-1
roet kruis: kroͅai̯s (Lummen) rookzwart onderaan een ketel [ZND 36 (1941)] III-2-1
rogge koren: [koren] (Lummen) Secale cereale L. Tot in de jaren vijftig het meest geteelde graangewas in Limburg, met uitzondering van Haspengouw, waar tarwe de meest verbouwde graansoort was. Men zaait ongeveer 170 kg rogge per hectare. Het koren-gebied in dit lemma wijkt aanzienlijk af van dat in het lemma ''graan, koren'' (1.2.1); vergelijk de kaarten die bij de lemma''s getekend zijn. Zie voor de benaming koren en voor de fonetische documentatie van het woord [koren] in het gebied waar ''koren'' zowel de algemene benaming alsook de benaming van de rogge is, het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, a. [JG 1a, 1b; L 34, 55b; L lijst graangewassen, 6; S 30; Wi 52; monogr.; add. uit N 15, 1a] I-4