34405 |
blaten |
bleten:
blē̜i̯tǝ (P051p Lummen)
|
Geluid voortbrengen, gezegd van een schaap. [N 19, 76a; S 52, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
24473 |
blauwe bosbes |
bosbeer:
verzamelfiche, ook mat. van ZND02, 3 en ZND16, 2
boͅsbēre (P051p Lummen)
|
bosbes, alg. [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
17986 |
bleek |
bleek:
eͅs zu blik (P051p Lummen)
|
hij is zo bleek [ZND 21 (1936)]
III-1-2
|
34110 |
bles |
bles:
bløs (P051p Lummen)
|
Witte streep op het voorhoofd van de koe. [N 3A, 136b; N 3A, 135b]
I-11
|
24969 |
blijven wachten |
blijven:
blēͅvə (P051p Lummen)
|
blijven [ZND 25 (1937)]
III-4-4
|
25111 |
bliksem, bliksemflits |
weerlicht:
wejərlixt (P051p Lummen, ...
P051p Lummen),
weerlicht
wēerlext (P051p Lummen),
wiərleͅxt (P051p Lummen)
|
bliksemen [ZND 21 (1936)] || bliksemschicht, bliksemstraal [weerlicht, blidderum] [N 22 (1963)] || het bliksemt [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|
25113 |
bliksemen |
bliksemen:
ət bleksəmt (P051p Lummen),
ps. omgespeld volgens Frings!
⁄t [bleͅksəmt (P051p Lummen, ...
P051p Lummen),
weerlichten:
ət wiərleͅxt (P051p Lummen),
t weerlicht
⁄t wēerlext (P051p Lummen)
|
bliksemen [ZND 21 (1936)] || bliksemen met een felle straal [t vuurlicht] [N 22 (1963)] || het bliksemt [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|
17683 |
bloed |
bloed:
blū.t (P051p Lummen)
|
bloed [ZND m]
III-1-1
|
25384 |
bloed roeren |
bloed roeren:
blǫǝtrøjǝrǝ (P051p Lummen)
|
Als het dier gestoken is, vangt men soms het bloed op om dit later in de bloedworst te verwerken. Om te voorkomen dat het bloed stolt, roert men er met de hand wat stro, een houtje of iets dergelijks doorheen. [N 28, 17; monogr.]
II-1
|
34097 |
bloedaders |
melkaders:
mɛlkādǝrs (P051p Lummen)
|
Aders zichtbaar op de uier. [N 3A, 118c]
I-11
|