id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
19554 | theelepeltje | cafè-lepeltje: kafəlēpəlkə (Lummen) | theelepeltje (suikerlippelke) [N 20 (zj)] III-2-1 |
19516 | theepot | theepot: tēpoͅt (Lummen) | pot waarin thee wordt gezet [N 20 (zj)] III-2-1 |
19781 | thuis | te uwerst: tūrəst (Lummen) | ten uwent [ZND m] III-2-1 |
27253 | timmerman | schrijnenwerker: sxrī.nǝwerkǝr (Lummen), timmerman: tømǝrma.n (Lummen [(vroeger gebruikt: nu schrijnenwerker)] ) | Ambachtsman die het timmeren als beroep uitoefent. Tot zijn werkzaamheden behoren het vervaardigen van dakconstructies en balklagen in huizen en het maken van trappen, kozijnen, ramen en deuren. Als aanduiding voor de vakman wordt zowel de benaming timmerman als schrijn(en)werker gebruikt. Schrijnwerker is meer verspreid in Belgisch Limburg, schrijnenwerker in het zuiden van Nederlands Limburg. Wanneer er een onderscheid tussen timmerman en schrijn(en)werker wordt gemaakt, dan duidt de eerste term eerder een vakman aan die timmerwerk in de bouw verricht. Dit is onder meer het geval in Ottersum (L 163), Posterholt (L 387), Geulle (Q 18) en Bilzen (Q 83). De schrijnwerker richt zich dan vooral op het maken van trappen, deuren en ramen. Het woordtype schrijner, dat in het zuidoostelijke deel van het gebied gebruikelijk is, is een algemene benaming voor de timmerman. De vakman die timmerwerk op de bouw verricht, wordt daar ɛbouwschrijnerɛ genoemd.' [N 55, 164a; N 55, 165; RND 6; L 34, 19a; L B1, 115; monogr.] II-12 |
24255 | tochtig | rits: rets (Lummen, ... ), willig: welex (Lummen), wølex (Lummen), wølǝx (Lummen) | Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de geit. [N 19, 70b; N 77, 95; JG 1b; N C, 4c; S 52, L 378 add.; monogr.] || Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de koe. [N 3A, 29; N C, 4a; JG 1a, 1b; Gwn V, 3; monogr.; add. uit N 3A, 21; N 3A, 9b] || Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 70a; N C, 4b; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-11, I-12 |
21565 | toegangsprijs | inkom: ne frang inkom (Lummen) | De toegangsprijs is een frank. [ZND 36 (1941)] III-3-1 |
33697 | toegangsweg naar het erf | vaart: vá̄rt (Lummen) | Toegangsweg of oprijlaan naar het boerenerf. [N 5A, 75a; N 5, 110; N P, 2 add.; monogr.] I-8 |
19663 | toilet | huisje: høͅskə (Lummen) | wc, toilet [N 05A (1964)] III-2-1 |
33594 | tomaat | tomaat: təmatə (Lummen) | tomaten (pl) [Goossens 1b (1960)] I-7 |
19542 | tondeldoos | tondeldoos: ondervraagde weet het niet zeker toͅnəldus (Lummen) | tondeldoos, koperen huls gevuld met licht ontvlambaar materiaal (tintelton, tinteldoos) [N 20 (zj)] III-2-1 |