e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lummen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vrouwelijke geit geit: gē.t (Lummen) [N 77, 82; N 77, 79; JG 1a, 1b; N 19, L 322 add.; monogr.] I-12
vrouwelijke hond, teef moederhond: moeierhond (Lummen), moʔərhond (Lummen), wijfje: wøͅfkkə (Lummen), wøͅfkə (Lummen) teef [Goossens 1b (1960)] || teef, vrouw. hond [Goossens 2a] || teef: een vrouwelijke hond [GV K (1935)] III-2-1
vrouwelijke kat moederkat: moiərkat (Lummen) moerkat, vrouwelijke kat [Goossens 1b (1960)] III-2-1
vrouwelijke kip hen: hen (Lummen), hęn (Lummen) De hen is het wijfje van het tamme huishoen. [N 19, 37; Wi 13; Wi 14; Wi 17; NE II, 10; Gwn 5, 14; A 11, 1c; A6, 1b; L 6, 20a; L 22, 22; L 28, 35; L 42, 5; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; JG 1a, 1b; S 14; L 1a-m; Vld.; monogr.] I-12
vrouwenkleren vrouwluikleren: vrolukliei (Lummen) vrouwenkleren [t vrouwendinge, de schörte] [N 23 (1964)] III-1-3
vrouwenonderhemd? hemd: hum (Lummen), høͅm (Lummen) onderhemd voor vrouwen [N 25 (1964)] III-1-3
vruchtbare grond goede grond: goi̯ǝ grǫnt (Lummen), gǫi̯ǝ gront (Lummen), rijke grond: rē̜ǝkǝ grǫnt (Lummen) Grond van een dergelijke samenstelling dat de groei van de geteelde gewassen er gunstig door wordt be√Ønvloed en die gunstig reageert na bemesting. Goede grond die geschikt is voor de teelt. [N 27, 28; N 27, 29; N 27, 30] I-8
vuistslag op de rug bonk: boenk (Lummen) Een slag met de vuist op de rug (bij sommige kinderspelen). [ZND 33 (1940)] III-3-2
vuurtang, sinteltang sinteltang: seŋəltaŋ (Lummen), tang: taŋ (Lummen), vuurtang: vøərtaŋ (Lummen) vuurtang [N 05A (1964)] III-2-1
vuurvaste mortel chamotte: sǝmǫt (Lummen) Mortel voor vuurvast metselwerk. Vuurvaste mortel wordt volgens de invuller uit L 321 gebruikt voor stoomketels, kachels en fornuizen. Zwiers II (pag. 548) geeft als grondstoffen voor vuurvaste mortel: zeer schrale klei of één deel portlandcement en drie delen zand met zo weinig mogelijk water aangemaakt. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 38c] II-9