e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lummen

Overzicht

Gevonden: 3016
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bolhoed: algemeen bolhoed: bolhoud (Lummen), boͅlhōͅut (Lummen) bolhoed [N 25 (1964)] III-1-3
bolhoed: spotnamen bolletje: bolləkə (Lummen) bolhoed: spotbenamingen [ketspeng, tiets, hardhoutere] [N 25 (1964)] III-1-3
bolster van de okkernoot sloester: slauəster (Lummen) bolster (van) [ZND 33 (1940)] I-7
bomen afscherpen: afscherpen (Lummen) Het diepe gedeelte van de groeven, het bodemsel, scherpen. [N O, 34f] II-3
bonk- of grauwveen wei: wē̜ (Lummen) De bovenste laag in het veen. Deze bonklaag behoort tot het voedselarme veen en bestaat voor het overgrote deel uit weinig of niet vergaan sphagnum of veenmos. Turf uit deze laag dient vooral als aanmaakturf. [I, 2e; N 27, 19a] II-4
bont als apart kledingstuk pels: pels (Lummen) bont, zachtharig dierenvel (das, vos, e.d.) als los kledingstuk [poes, pels, mansjel] [N 23 (1964)] III-1-3
bont en blauw slaan zwart en blauw slaan: zwart in blō gəslāgə (Lummen), gehouwen wordt minder gebruikt  zwat in blō gəslāgə (Lummen) bont en blauw geslagen [RND] III-1-2
bont geruite langwerpige omslagdoek neusdoek: nuzzing (Lummen), nøͅzing (Lummen) omslagdoek, bont geruite langwerpige (stola-achtige) ~ voor meisjes [bonte nuzzik] [N 25 (1964)] III-1-3
bonte koe met rode kop roodkop: rōi̯kǫp (Lummen) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe''(3.3.1). [N 3A, 123a] I-11
bonte koe met zwarte kop zwartkop: zwatkǫp (Lummen) [N 3A, 128] I-11