e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lummen

Overzicht

Gevonden: 3016
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
brede buikriem onderhulp: ǫnǝrhø̜lǝp (Lummen) Riem die onder de buik van het paard wordt gespannen en aan de twee uiteinden van de berries wordt vastgemaakt. Hij zorgt ervoor dat het paard steviger tussen de berries staat en voorkomt dat de kar opkipt. Deze riem is breder dan de smalle buikriem opdat hij bij het opkippen van de kar niet in de buik van het paard zou snijden. [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 73] I-10
brede landweg dreef: drē̜.f (Lummen), dreeft: dręft (Lummen) Brede landweg of een niet-openbare weg door bouw- of weiland. [N 5A, 75a; S 7; Wi 17; L 23, 31a; L 23, 31b; L 1a-m; L 40, 25; monogr.] I-8
brede tanden tanden: tan (Lummen), volzet (bijvgl. nmw.): vǫlzatǝ (Lummen) Blijvend gebit na de wisseling. [N 3A, 108c] I-11
breed scherpen uitheulen: ǭthø̄lǝ (Lummen) De stenen zō scherpen dat de groeven breed worden. [N O, 34b] II-3
breekhamer kliefhamel: klɛjfhāmǝl (Lummen) Metselaarsgereedschap dat wordt gebruikt voor het behakken van metselstenen. De kop van de breekhamer heeft doorgaans een dik vierkant uiteinde en een verticale, spits toelopende staart waarmee gekapt wordt. Zie ook afb. 11. [N 30, 18a] II-9
breien strikken: kōsə strekkə (Lummen) Kousen breien. [ZND 22 (1936)] III-1-3
breinaald strikijzer: strekēͅzərs (Lummen) Hoe heten de stalen pennen waarmee gebreid wordt? [ZND 22 (1936)] III-1-3
breken van leem- of koffiebanken fijnbreken: fē̜ǝnbrēǝkǝ (Lummen) Het breken van leembanken of de donkerbruine, harde laag in zandige grond, de koffiebank genaamd. Dit deed men met een schop, een hak of een bepaald soort ploeg. [N 27, 13a; N 27, 13b] I-8
breken, pletten pletteren: plɛtǝrǝ (Lummen) Haver met behulp van de haverpletter bewerken. In dit lemma is geen onderscheid gemaakt tussen enerzijds haver breken en haver pletten. Coenen (pag. 163) merkt over beide begrippen op: ø̄Als de boer de haver grof wenste, dan brak de molenaar ze, haver die gepletterd werd, was fijn.ø̄ [Vds 238; Jan 246; Jan 247; Coe 222; Grof 251] II-3
breken, snijden breken: breken (Lummen), brokkelen: brǫkǝlǝ (Lummen), kappen: kapǝ (Lummen), scherp malen: scherp malen (Lummen) De bewerking die de graankorrel ondergaat op het snijvlak van de molensteen. Zie ook het lemma ɛbreken, plettenɛ. Het betreft daar het grof malen van haver met behulp van de haverpletter.' [N O, 36c; Vds 189] II-3