34042 |
donkerbruine koe |
vaal (bijvgl. nmw.):
vǭl (P051p Lummen),
vale koe:
vǫu̯l [koe] (P051p Lummen)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 131a]
I-11
|
20195 |
dood (adj. schertsend bedoeld |
naar het pierenland gaan:
znd 23, 022b;
nao ’t pĭĕrrəland góówn (P051p Lummen)
|
dood; schertsende uitdrukking die hiervoor gebruikt wordt [ZND 23 (1937)]
III-2-2
|
20194 |
dood (adj.) |
dood:
znd 23, 022a;
dŭŭd (P051p Lummen)
|
dood; hij is - [ZND 23 (1937)]
III-2-2
|
20324 |
dood (bn.) |
dood:
dŭŭt (P051p Lummen)
|
dood; ¯t kindje was - eer (dat) ze ¯t konden dopen [RND]
III-2-2
|
20192 |
dood (zelfst.nw.) |
dood:
1a-m; 23, 21
dŭŭd (P051p Lummen)
|
dood (subst.; na den dood) [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
20197 |
doodkist |
doodskist:
znd 33, 38;
dōētskist (P051p Lummen)
|
een doodkist [ZND 33 (1940)]
III-2-2
|
26600 |
doodmalen |
doodmalen:
dūǝtmōǝlǝ (P051p Lummen),
te dik malen:
tǝ dɛk mǭlǝ (P051p Lummen)
|
Het meel te fijn malen. [N O, 36e]
II-3
|
20432 |
doodskist |
doodskist:
znd 33, 38;
dōētskist (P051p Lummen)
|
Doodkist. [ZND 33 (1940)]
III-3-3
|
20438 |
doodskleed |
doodskleed:
duudsklied (P051p Lummen),
overhemd:
Wit -.
overhemd (P051p Lummen),
slaapkleed:
slaapkleed (P051p Lummen)
|
bekleding van de overledene, wanneer hij in de doodkist wordt gelegd (thans inventarisatie; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || kleding waarmee overledene wordt bekleed [N 23 (1964)]
III-2-2
|
25374 |
doodsteken |
steken:
stēekǝ (P051p Lummen)
|
Nadat het dier is verdoofd, wordt het ogenblikkelijk de keel doorgesneden, opdat het nog pompende hart het bloed uit het lichaam kan stuwen. De woordtypen in dit lemma kunnen zowel duiden op het doodsteken van een varken als op het doodsteken van een rund. Een bij de opgave toegevoegd object ''varken'', ''koe'', ''beest'' wordt niet in het woordtype opgenomen. [N 28, 11a; N 28, 11b, N 28, 12a; N 28, 13b, monogr.]
II-1
|