e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lummen

Overzicht

Gevonden: 3016
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
garveband band: ba.nt (Lummen  [(mv bān)]  ) In dit lemma zijn de opgaven opgenomen voor het algemene woord voor band om de schoof. In de Nijmeegse vragenlijsten is niet naar de band in het algemeen, maar apart naar de onderste band (N 15, 22a) en naar de bovenste band (N 15, 22b) gevraagd; zie de volgende twee lemma''s. Uit de opgaven voor deze twee vragen zijn hier de woorden voor "band" bijeengezet, te zamen met het materiaal uit de andere bronnen. In de volgende lemma''s komen de specifieke benamingen voor de twee banden ter sprake. In bijna alle gevallen in Belgisch Limburg is ook het meervoud van het type band gegeven; het is dan ook toegevoegd in dit lemma. Bij type writsel werd voor Q 196 en 196a toegevoegd: wrong of knoop aan de band van een garve. In kaart 43 zijn de opgaven opgenomen die betrekking hebben op het aantal banden om de rogge (resp. koren-)schoof en om andere schoven. Het materiaal is aangevuld met dat van Goossens 1963, krt. 31. Zie afbeelding 7, a. [JG 1a, 1b, 2c; monogr.; add. uit N 15, 22a; A 23, 16; Lu 2, 34.2] I-4
gaslamp gaslamp: gaslamp (Lummen) lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
gat in een kledingstuk kot: ə kūt en ən kōs (Lummen) een gat in een kous [ZND 23 (1937)] III-1-3
gat, opening kot: koͅt (Lummen), kut (Lummen) gat (znw enk) [N 26 (1964)] III-4-4
gat, opening (mv) koter: koͅtər (Lummen), kutər (Lummen) gaten (znw mv) [N 26 (1964)] III-4-4
gebit gebeet: gǝbē.t (Lummen) Het geheel van alle tanden en kiezen van een paard. [JG 1a, 1b; N 8, 17 en 18b] I-9
gebluste kalk droog gebluste kalk: drȳx ˲gǝbløstǝ ~ (Lummen), geleste kalk: gǝlɛs˱dǝ kalǝk (Lummen), nat gebluste kalk: nāǝt ˲gǝbløstǝ ~ (Lummen) Ongebluste kalk die met water is aangelengd. Zie ook het lemma 'Kalk blussen'. Gebluste kalk wordt gebruikt bij de bereiding van mortel. Woordtypen als 'stubkalk', 'poederkalk', 'poeder' en 'zakjeskalk' verwijzen naar schelpkalk die direct na het branden droog geblust wordt en in poedervorm op de bouwplaats wordt aangeleverd. [N 30, 30a; N 30, 30b; N 30, 30c; N 30, 32f; monogr.] II-9
gebreide kous strikkous: strikkoos (Lummen) breikous [sjtrikhaos, strikkous] [N 24 (1964)] III-1-3
gebreide wollen muts gestrokken muts: gestrəkke myts (Lummen), wollen muts: woͅləmøͅts (Lummen) muts van wol (gebreid) voor kinderen [N 25 (1964)] || vrouwenmuts, zwarte, dikke gebreide ~ [N 25 (1964)] III-1-3
gebrekkig gebrekkig: nə gəbre͂kkegə mench (Lummen) een gebrekkig mens [ZND 23 (1937)] III-1-2