e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q016p plaats=Lutterade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grote trom dikke trom: dikke trom (Lutterade) Een grote trom [trombol]. [N 90 (1982)] III-3-2
grote wederik wederik: wenderik (Lutterade) Gele wederik (lysimachia vulgaris een 40 tot 150 cm hoge plant. De stengels staan rechtop en zijn onvertakt; de bladeren bevinden zich meestal in kransen of zijn tegenoverstaand, de vorm is langwerpig elliptisch, ze zijn kort gesteeld. De bloemen bevind [N 92 (1982)] III-4-3
grote wolk grote wolk: groate wouk (Lutterade) grote, op zichzelf staande wolk [bonk] [N 81 (1980)] III-4-4
guit snaak: schnaak (Lutterade) guit [SGV (1914)] III-1-4
guitig flapdrollen: flabdrolle (Lutterade) vrolijk plagend of op overmoedige wijze grappig [farsig, guitig] [N 85 (1981)] III-1-4
gulden gulden: gölje (Lutterade) gulden [SGV (1914)] III-3-1
gulp van een broek gulp: gulp (Lutterade), gölp (Lutterade), roetsj: rötsj (Lutterade), split: sjplit (Lutterade) dit split [N 59 (1973)] || gulp, met knoopjes te sluiten voorsplit [rötsj, fluitje] [N 23 (1964)] III-1-3
gulzig kolsig: kòlsig (Lutterade), vreetachtig: vraetechtig (Lutterade) gulzig; Hoe noemt U: Snel en onmatig in het verorberen van voedsel of drank; schrokachtig (gulzig, gruizig, vratig, slokachtig) [N 80 (1980)] III-2-3
gunnen gunnen: gunne (Lutterade) gunnen [SGV (1914)] III-1-4
guur, kil en schraal weer de wind snijdt: de windj sjnit (Lutterade), killig (weer): killig (Lutterade), nut, vies, koud weer: nöt, vies, kauwt wéér (Lutterade), schrouw (weer): schroe wéér (Lutterade), schuiverig (weer): schoevertig wéér (Lutterade), schuivertig: sjoevertig (Lutterade) huiverig, koud, guur weer [grellig, zoer, locht, schrauw] [N 22 (1963)] || kil [SGV (1914)] || nattig en koud, gezegd van het weer [kil, killig, waterkoud] [N 81 (1980)] || snijdend, droog en onaangenaam koud, gezegd van het weer [guur, onguur, stuurs] [N 81 (1980)] III-4-4