e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q016p plaats=Lutterade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
huiszegening huiszegening: hoeszeagening (Lutterade) De huiszegening op Driekoningen of op Paaszaterdag. [N 96B (1989)] III-3-3
huiveren schuiveren: schøvere (Lutterade) huiveren [SGV (1914)] III-1-2
hul hul: öl (Lutterade) hul (kap) [SGV (1914)] III-1-3
hulphouwer leerhouwer: lę̄rhø̜jǝr (Lutterade  [(Maurits)]   [Maurits]) Voordat men houwer wordt, is men in de Nederlandse mijnen eerst leerling-houwer, hulphouwer A en hulphouwer B geweest. Leerling-houwer is men gedurende zes maanden; hulphouwer A heeft een opleidingstijd van één jaar. Hulphouwer B wordt men als men 15 maanden als hulphouwer A in opleiding is geweest tot houwer (MBK I pag. 6). Al naar gelang de functie krijgt men 70%, 80%, 90% of 95% van het houwersloon. [N 95, 144; N 95, 143; monogr.] II-5
hulpstijl hulpstijl: hølpštīl (Lutterade  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Stijl waarmee men de kap van een ondersteuning tijdelijk tegen het dak kan vastzetten. Dankzij de hulpstijl heeft de mijnwerker de handen vrij om de definitieve stijl te kunnen plaatsen. Omdat de hulpstijl van tijdelijke aard was, gebruikte men daar op de vier Oranje-Nassaumijnen, gezien de antwoorden van de invuller uit Q 113, ook onderdelen voor die in feite bij de beschoeiing van ondersteuningen toegepast werden. Het woordtype "pierewiet" (Q 15, Q 21) werd op de mijn Maurits aangewend voor een hulpstijl bestaande uit een onderstijl met een doorsnede van ongeveer 50 mm en een stevige punt en een bovenstijl met grove schroefdraad. Door middel van een as kon men de hulpstijl langer of korter maken. "Pierewiet" is volgens de zegsman uit Q 15 vermoedelijk vervormd uit pirouette, omdat deze stijl kon ronddraaien terwijl hij op dezelfde plaats bleef staan. Zie ook Wnt XII, 1 pag. 1571 s.v. "pierewiet". [N 95, 359; N 95, 760 add.] II-5
hulpventilator hulpventilator: hulpventilator (Lutterade  [(Maurits)]   [Wilhelmina]) Ventilator waarmee de lucht wordt ververst op ondergrondse werkpunten die niet zijn voorzien van een doortrekkende luchtstroom. [N 95, 208; monogr.] II-5
hulst hulst: WBD/WLD  huls (Lutterade) De altijdgroene heester met stijve, stekelpuntige, glimmende bladeren, witte bloemen en rode bessen; hulst (heukel, velst, ulster, prikblad). [N 82 (1981)] III-4-3
hurken zich op de hukken zetten: zich op de uke zètte (Lutterade) hukken [SGV (1914)] III-1-2
hutselen schuddelen: sjuddele (Lutterade) Schudden van het geld voordat men het opgooit [hutselen, uteren]. [N 88 (1982)] III-3-2
huurpenning meepenning: meepenning (Lutterade) huurpenning [SGV (1914)] III-3-1