e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q016p plaats=Lutterade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kelk misbeker: mèsbiker (Lutterade) De kelk, de misbeker [kelk, kelch, mèskelk?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kelkdoekje kelkdoekje: kelkdeukske (Lutterade) Het kelkdoekje [kelkduukske, -deukske, kelchduchsje?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kelklepeltje kelklepeltje: kelkleapelke (Lutterade) Het kelklepeltje. [N 96B (1989)] III-3-3
kennen kennen: kènne (Lutterade) kennen [SGV (1914)] III-1-4
kerel kerel: kêl (Lutterade) kerel [SGV (1914)] III-3-1
keren draaien: dreǝ (Lutterade), dręa (Lutterade), keren: keǝrǝ (Lutterade), omdraaien: omdręa (Lutterade) Omkeren van de stof van een oud kledingstuk, zodat het er weer fatsoenlijk uitziet. In L 27, 74 is gevraagd naar het keren van een jas. [N 59, 190b; N 62, 21a; L 27, 74; MW] II-7
kerf kerf: kęrf (Lutterade  [(Maurits)]   [Maurits]) Een inham in de koollaag ter breedte van het pand, vanwaaruit de houwer de kool evenwijdig aan de splijtvlakken kan afbouwen. Zie ook het lemma Inkerven. [N 95A, 11; monogr.; Vwo 256; Vwo 394; Vwo 395; Vwo 503] II-5
kerk kerk: kirk (Lutterade, ... ) De kerk, het kerkgebouw [kèrk, krèk, kirk, kirch]. [N 96A (1989)] || kerk [SGV (1914)] III-3-3
kerkbank kerkbank: kirkbank (Lutterade), kerkenbank: kirkebank (Lutterade) Één zon bank. [N 96A (1989)] III-3-3
kerkbanken kerkbanken: kirkbänk (Lutterade), kerkenbanken: kirkebenk (Lutterade) De banken in de kerk, de kerkbanken meervoud. [N 96A (1989)] III-3-3