e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q016p plaats=Lutterade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lap stof lap stof: lap štof (Lutterade) Een lap of stuk stof. [N 62, 71b; MW] II-7
laster achterklap: achterklap (Lutterade) laster [SGV (1914)] III-1-4
lastig (werken) lastig: he is lestig (Lutterade), lestig (Lutterade, ... ) het moeilijk zijn [slameur, last] [N 85 (1981)] || lastig [SGV (1914)] || niet zonder moeite of inspanning volbracht of afgedaan kunnend worden, niet gemakkelijk [difficiel, delicaat, ongemakkelijk, onklaar, zwaar moeilijk] [N 85 (1981)] III-1-4
lastig kind nest: ei nes (Lutterade) een kind met een lastig karakter [nest, bernuizig kind, erg] [N 85 (1981)] III-1-4
laten laten: loaten (Lutterade) laten [SGV (1914)] III-1-2
laten uitvliegen add. rondtorvelen: rondj torvele (Lutterade) Hoe zegt men: de duiven eens laten uitvliegen? [N 93 (1983)] III-3-2
laten wijden inzegenen: inzeagene (Lutterade), laten inwijden: loate inwieje (Lutterade), laten zegenen: loate zeagene (Lutterade, ... ), wijden: kruutsbeeld wieje (Lutterade) Een akker laten (in)wijden/(in)zegenen. [N 96B (1989)] || Een huis of gebouw laten (in)wijden/(in)zegenen. [N 96B (1989)] || Een kruisbeeld, een heiligenbeeld(je), een kaars laten wijden/zegenen. [N 96B (1989)] || Een rozenkrans, een scapulier, een medaille, een kruisje laten wijden/zegenen door een priester. [N 96B (1989)] || Een voertuig (auto/wagen) laten wijden/zegenen, op of rond het feest van St. Christoffel (25 juni). [N 96B (1989)] III-3-3
lauw weer laf (weer): laf waer (Lutterade), lauw (weer): ⁄t is lauw wéér (Lutterade), loom (weer): loom weer (Lutterade) loommakend, gezegd van het weer [lui] [N 81 (1980)] || warm noch koud, gezegd van het weer [lauw, voos] [N 81 (1980)] III-4-4
lawaai maken laweit maken: lewait make (Lutterade), leweit make (Lutterade) lawaai maken [SGV (1914)] || lawaai, herrie maken [laweiten, laweit maken, gellen] [N 91 (1982)] III-4-4
lawaai, herrie laweit: lewait (Lutterade), leven: läve (Lutterade), spektakel: spektakel (Lutterade) een dooreenmengeling van sterke geluiden [leven, herrie, geweld, lawaai, spektakel, rumoer] [N 91 (1982)] || lawaai [SGV (1914)] III-4-4