e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q016p plaats=Lutterade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lente, voorjaar vroegjaar: vreugjoar (Lutterade) lente [SGV (1914)] III-4-4
leraar meester: meister (Lutterade, ... ) een leerkracht aan een instelling voor voortgezet onderwijs [magister, leraar, regent, leer] [N 90 (1982)] III-3-1
leren beenkap gamasche: kemasje (Lutterade) lederen beenkappen [kemasse, kamasje] [N 24 (1964)] III-1-3
leren naaien leren naaien: leǝrǝ nęǝ (Lutterade) Het vak van naaister leren. [N 62, 1f] II-7
leren, studeren studeren: schtĕdeere (Lutterade) studeeren [SGV (1914)] III-3-1
leugen leugen: leuge (Lutterade) een bewust uitgesproken onwaarheid [foet, lieg, leugen] [N 85 (1981)] III-3-1
leunstoel grote stoel: grōatə štōl (Lutterade), zorg: zörg (Lutterade) Een leunstoel met een hoge brede rug, waaraan soms zijstukken zijn aangebracht (zorg, zorgstoel, zetel) [N 79 (1979)] || leuningstoel [SGV (1914)] III-2-1
leverworst leverworst: laeverwoosch (Lutterade), laeverwoosj (Lutterade) leverworst; Hoe noemt U: Worst met lever als hoofdbestanddeel (lol, leverworst, leverpens) [N 80 (1980)] III-2-3
lichaam lijf: lief (Lutterade) lichaam [SGV (1914)] III-1-1
lichaamsvocht leewater: leiwater (Lutterade) leewater [SGV (1914)] III-1-2