e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q016p plaats=Lutterade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
licht vriezen vriezen: vreeze (Lutterade) lichtjes vriezen [schorzelen] [N 81 (1980)] III-4-4
lidmaatschapsboekje bondsboekje: bonjtjsbø̄kškǝ (Lutterade  [(Maurits)]   [Emma]) Lidmaatschapsboekje van de vakbond. [N 95, 983] II-5
lied, liedje liedje: leedje (Lutterade) lied [SGV (1914)] III-3-2
liederen (mv.) liedjes: leedjes (Lutterade) liederen (mv.) [SGV (1914)] III-3-2
lief lief: leef (Lutterade) lief [SGV (1914)] III-1-4
liefde liefde: leefde (Lutterade, ... ) liefde [SGV (1914)] || warme genegenheid of gehechtheid aan een persoon of zaak [liefde, hart] [N 85 (1981)] III-1-4, III-3-1
liefhebben liefhebben: leef öbbe (Lutterade) liefhebben [SGV (1914)] III-1-4
liefkozen knoefelen: knoevele (Lutterade), liefhebben: leef-öbbe (Lutterade) liefkozen [SGV (1914)] || zijn liefde of genegenheid kenbaar maken door iemand te strelen of aan te halen [koekelen, fikfakken] [N 85 (1981)] III-1-4
liegen liegen: leege (Lutterade, ... ) bewust onwaarheden vertellen [leugen, liegen, leugenen, floersen, gekken] [N 85 (1981)] || liegen [SGV (1914)] III-3-1
lier haspel: haspǝl (Lutterade  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Algemene benaming voor een hijswerktuig met horizontaal geplaatste as waarmee bijvoorbeeld mijnwagens of zware voorwerpen verplaatst kunnen worden. Een lier kan met de hand of mechanisch, bijvoorbeeld elektrisch of met perslucht, worden aangedreven. Volgens Defoin (pag. 174) maakt men in Nederland naar aanleiding van de aandrijving een onderscheid tussen een windas en een lier: de windas wordt met de hand gedraaid en de lier met een motor. Omdat vraag N 95A, 13 vrij algemeen was gesteld ("Hoe noemt u een lier waarmee wagens of zware voorwerpen verplaatst kunnen worden") en omdat de lier in de mijn voor veel doeleinden wordt gebruikt, zijn de antwoorden "Hollandse lier" (Q 21), "rooflier" (Q 21), "stijlentrekker" (L 374) en "koepe-lier" (Q 21) verplaatst naar respectievelijk de lemmata Rooflier, Stijlentrekker en Koepe-lier. De opgave "kolom" uit Q 21 is volgens de invuller een zuilenlier en de term "mopje" werd volgens de zegsman uit Q 121a gebruikt voor een kleine lier in doortochten. De term "lier" is volgens de respondent uit Q 121c een Nederlandse benaming die op de Domaniale mijn pas in zwang kwam toen er een Nederlands sprekend kader op de mijn tewerkgesteld werd. [N 95A, 13; monogr.; N 95, add.; Vwo 477; Vwo 797] II-5