e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q016p plaats=Lutterade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
paardestal ondergronds paardsstal: pę̄šštal (Lutterade  [(Maurits)]   [Maurits]) Ondergrondse paardestal. Voorheen werden bij het transport van kolen ondergronds paarden gebruikt. Deze paarden bleven ondergronds in een aparte stal. [N 95, 935] II-5
paardsknecht, eerste knecht zweitser: šu̯ęi̯tsǝr (Lutterade) Bij grote bedrijven was er vaak een eerste en een tweede paardsknecht; de eerste ploegde, egde, enz.; de tweede deed meer het vuile werk: mest rijden, stallen schoonmaken enz. (L 322). Voor de fonetische documentatie van het woord (knecht) zie het lemma "knecht, algemeen" (1.3.12). [N M, 1a; monogr.] I-6
paars, violet violet: flèt (Lutterade) paars [SGV (1914)] III-4-4
paasavond paasavond: poaschoavend (Lutterade) paaschavond [SGV (1914)] III-3-3
paasbiecht paasbiecht: Poasjbich (Lutterade) De Paasbiecht. [N 96D (1989)] III-3-3
paaseieren zoeken /: de klokke komme van roame (Lutterade) Het gebruik om paaseieren te zoeken/rapen op Paaszaterdag, wanneer de uit Rome teruggekeerde klokken geluid hebben. [N 96C (1989)] III-3-2
paaskaars paaskaars: poaschkeears (Lutterade) De op Paaszaterdag gewijde kaars, de Paaskaars [oeësterkeëts, poaësjkeëts]. [N 96C (1989)] III-3-3
paaslammetje n paaslammetje].: ei paosj lamb (Lutterade) Iemand die pas op het laatste moment (d.w.z. op Beloken Pasen) zijn paasplicht vervult [ne mölder, mulder [N 96D (1989)] III-3-3
paaszaterdag paaszaterdag: poasch zoaterdig (Lutterade) Goede Zaterdag, Paaszaterdag [Kaarzamstiech]. [N 96C (1989)] III-3-3
pachtboer halfe: āu̯fǝ (Lutterade) Halfer e.d. vanwege de helft, die de pachter van de oogst kon behouden. [S 27; Wi 2; monogr.; add. uit A 10, 2bI] I-6