e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q016p plaats=Lutterade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
snauwen, grauwen bijten: biete (Lutterade) bits, op bijtende toon spreken [snibben, snauwen, bitsen, toesnappen, grauwen, knappen] [N 85 (1981)] III-1-4
snavel snavel: sjnavel (Lutterade, ... ) snavel: de hoornachtige bek van een vogel (snavel, bek) [N 83 (1981)] III-4-1
snee brood snee: sjnee (Lutterade, ... ) snede; Hoe noemt U: Een snee brood (snee, rondommer) [N 80 (1980)] III-2-3
sneeuwbal sneeuwbal: sjneabal (Lutterade), sjneabal goaje (Lutterade) Een bal van samengepakte sneeuw [sneeuwbal, jupke]. [N 88 (1982)] || Met sneeuwballen naar elkaar gooien [ruiken]. [N 88 (1982)] III-3-2
sneeuwbui sneeuwbui: sjneeëbuu (Lutterade) sneeuwbui, sneeuwvlaag [sneeuwvlei] [N 22 (1963)] III-4-4
sneeuwen sneeuwen: schnie?e (Lutterade), het sneeuwt  ⁄t sniet (Lutterade) sneeuwbui, sneeuwvlaag [sneeuwvlei] [N 22 (1963)] || sneeuwen [SGV (1914)] III-4-4
sneeuwklokje sneeuwklokje: sjneaklukske (Lutterade) Sneeuwklokje (galanthus nivalis). Bolplantje. De bloem staat alleen op een stengel die boven de beide bladeren uitsteekt. De buitenste bloemdekblaadjes zijn eivormig; de binnenste hartvormig met een diepe bocht, aan de buitenzijde met een halve maanvormig [N 92 (1982)] III-4-3
sneeuwx sneeuw: schniee (Lutterade), sjneeë (Lutterade) sneeuw [SGV (1914)] || sneeuw [schimmel] [N 22 (1963)] III-4-4
snel, vlug gauw: gauw (Lutterade), vlot: flot (Lutterade, ... ) snel, vlug [greppig, vinkig, vinnig] [N 91 (1982)] III-4-4
sneuvelen doodblijven: dooad blieve (Lutterade), sneuvelen: sjneuvele (Lutterade), vallen: vallen (Lutterade) in de oorlog omkomen [sneven, sneuvelen] [N 90 (1982)] || sneven (sneuvelen) [SGV (1914)] III-3-1