e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q016p plaats=Lutterade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spreeuw spreeuw: schprieef (Lutterade) spreeuw [SGV (1914)] III-4-1
spreken, praten praten: proate (Lutterade), spreken: schprêke (Lutterade) praten [SGV (1914)] || spreken [SGV (1914)] III-3-1
sprenkelen sprinkelen: sjprinkele (Lutterade) druppelsgewijze uitstrooien, uitgieten [spuiten, sprenkelen, sprengen] [N 91 (1982)] III-4-4
sprenkelen met de wijwaterkwast miszegen geven: mèszeage geave (Lutterade) Met de wijwaterskwast sprenkelend door de kerk gaan, de besprenkeling met wijwater aan het begin van de hoogmis. [N 96B (1989)] III-3-3
springstof kruit: krūt (Lutterade  [(Maurits)]   [Maurits]), munitie: mǝnȳšǝ (Lutterade  [(Maurits)]   [Emma]) Ontplofbare stof die wordt gebruikt voor het schieten. De springstoffen worden verdeeld in drie klassen: dynamiet, brisante springstoffen en S.G.P. springstoffen (Defoin pag. 138). Zie ook de semantische toelichting bij het lemma Veiligheidsspringstof. Wat betreft het woordtype "poeder", deze term was oorspronkelijk van toepassing op springstof die niet in patronen verpakt werd. Deze wordt nu haast niet meer gebruikt maar de benaming is blijven bestaan voor springstof in het algemeen. [N 95, 419; N 95, 420; monogr.; Vwo 609] II-5
springvloed hoog water: hoag waater (Lutterade) springvloed, hoge waterstand die ontstaat als zon- en maanvloed samenwerken [giertij, springtij, gierstroom] [N 81 (1980)] III-4-4
sprinkhaan sprinkhaan: schprĕnkhaan (Lutterade) sprinkhaan [SGV (1914)] III-4-2
sproeten sproetelen: schprootele (Lutterade), sproeten: schproote (Lutterade) sproet(en) [SGV (1914)] III-1-1
sprokkelen sprokkelen: sjprokkele (Lutterade) Sprokkelen: gevallen, dor hout zoeken (sprokkelen, stekkeren). [N 84 (1981)] III-1-2
sprong ruimte: rȳmdǝ (Lutterade) Extra ruimte in het bijzonder bij de schouderbeenderen en de armkogel, ingebracht door bijv. een plooitje af te rijgen, de binnenvulling op een bepaalde wijze te snijden en inknippingen te maken. Men voorkomt hierdoor dat het kledingstuk gaat trekken. [N 59, 100b] II-7