e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q016p plaats=Lutterade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vishengel vislijn: vusjlien (Lutterade) Het vistuig bestaande uit een lange houten of rieten stok; aan het uiteinde is een snoer bevestigd waaraan een verschuifbare dobber zit en aan het einde een haakje [hengelgarde, topgaarde, geert, garde, lijn, roede, visgeert, vislijn, visroede]. [N 88 (1982)] III-3-2
vissen vissen: vössche (Lutterade) visschen (ww.) [SGV (1914)] III-3-2
vissnoer snoer: sjnoor (Lutterade), vissnaad: vösch schnoat (Lutterade) Een touw met een of meer haken om vis te vangen [snoer, lijn]. [N 88 (1982)] || hengel [SGV (1914)] III-3-2
visvangst vangst: vangs (Lutterade) Alles wat men vangt bij het vissen [vangst, rafel]. [N 88 (1982)] III-3-2
vlag vaan: vaan (Lutterade) vlag [SGV (1914)] III-3-1
vlak stuk in een pijler vlak stuk: vlak štøk (Lutterade  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) [N 95, 287; monogr.] II-5
vlak, gelijk vlak: vlaak (Lutterade) vlak [SGV (1914)] III-4-4
vlakke pijler vlakke pijler: vlakǝ pīlǝr (Lutterade  [(Maurits)]   [Julia]) Pijler met een hellingspercentage tussen 0 en 20 graden. [N 95, 284; monogr.; N 95, 287] II-5
vlaktex vlak, het -: vlaak (Lutterade) vlakte, vlakke of effen strook land [blakte] [N 81 (1980)] III-4-4
vlam vlam: vlam (Lutterade) Vuurtong, vlam (vlam, laai) [N 79 (1979)] III-2-1