20475 |
geslacht |
familie:
femielje (Q016p Lutterade)
|
de gezamenlijke afstammelingen van een gemeenschappelijke stamvader, geslacht [natie, familie] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
17712 |
geslachtsdelen (alg.) |
gedoens:
gedōōns (Q016p Lutterade)
|
geslachtsdelen in het algemeen [N 10c (1961)]
III-1-1
|
20312 |
geslachtsgemeenschap hebben |
het samen doen:
t same doon (Q016p Lutterade),
naaien:
nêêje (Q016p Lutterade),
Schertsend.
naaien (nea) (Q016p Lutterade),
neuken:
nēūke (Q016p Lutterade),
piemen:
Schertsend.
pieme (Q016p Lutterade),
pommen:
Schertsend.
pumme (Q016p Lutterade),
samen naar boven gaan:
Schertsend.
samen nao baove gaon (Q016p Lutterade),
wippen:
Schertsend.
wippe (Q016p Lutterade)
|
geslachtsgemeenschap uitoefenen [N 10C (zj)]
III-2-2
|
23491 |
gesloten kapelletje? |
kapelletje:
kapelke (Q016p Lutterade)
|
Een kapelletje waar men niet in kan, waarin achter traliewerk een kruis of een beeld staat. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
34305 |
gesneden mannelijk varken |
berg:
bɛrx (Q016p Lutterade)
|
Het WNT (II, 1 blz. 1872 s.v. berg (II)) geeft de volgende definitie van berg: "Hetzelfde als Barg (I), inzonderheid toegepast op de mannelijke biggen die, ongeveer drie weken oud, zijn gesneden". [N 19, 8; A 4, 4b; A 4, 4a; L 20, 4b; L 37, 49e; JG 1a, 1b, 2c; S 39; N C, add.; monogr.; N E 1, 12]
I-12
|
18254 |
gesp |
gasp:
gasp (Q016p Lutterade),
gesp:
gasp (Q016p Lutterade),
schoon mit ein gasp (Q016p Lutterade),
snal (<du.):
sjnal (Q016p Lutterade, ...
Q016p Lutterade)
|
de gesp aan de broek [N 59 (1973)] || Gesloten, vaak min of meer vierkant beugeltje, gewoonlijk met een al of niet aan een afzonderlijke spil zittende tong, aan het ene einde van een riem enz. bevestigd en waardoor het andere einde gestoken wordt, dat dan door de tong in de ring vastgehouden wordt (Van Dale, pag. 903). [N 62, 53; MW; monogr.] || gesp [schoenen m.e. ~ ] [SGV (1914)] || Hoe noemt U een gesp? [N 62 (1973)] || sluitgesp, haak aan de tailleband van een broek [sjnal, boksesnal, gasp, gespel] [N 23 (1964)]
II-7, III-1-3
|
18543 |
gestreepte broek |
strepen boks:
Van Dale: II. strepen (bn.), <gew.> van gestreepte stof: een strepen rok.
sjtriepe bóks (Q016p Lutterade),
striepe bóks (Q016p Lutterade)
|
broek, gestreepte ~ van jacquet of kort zwart pak [striepkesboks] [N 23 (1964)] || pak, zwart ~, bestaande uit korte jas, vest en gestreepte broek [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18519 |
getailleerd colbert |
getailleerd (<fr.) jasje:
ei getailleerd jeske (Q016p Lutterade)
|
een getailleerd colbert [N 59 (1973)]
III-1-3
|
18559 |
getailleerde jas |
hoogmisjas:
jas om zondags naar de hoogmis te gaan
hoamisjas (Q016p Lutterade)
|
geklede jas met taillenaad [N 59 (1973)]
III-1-3
|
18828 |
getob; tobben |
gemartels:
gemartels (Q016p Lutterade)
|
gemartel [SGV (1914)]
III-1-4
|