18841 |
hopen |
hopen:
houpe (Q016p Lutterade)
|
een gunstige verwachting hebben over iets wat men wenst [verhopen, hopen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
34401 |
horens |
horens:
hø̄ǝrǝs (Q016p Lutterade)
|
Vraag N 77, 21 luidt: "Hoe noemt u de horens van het schaap, als het ras die heeft?" De informant uit L 265 (Meijel) merkt op dat ze niet vaak voorkomen. [N 77, 21]
I-12
|
25136 |
horizon |
einder:
einder (Q016p Lutterade),
éndjer (Q016p Lutterade)
|
horizon, de lijn waar hemel en aarde elkaar lijken te raken [einder] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
18233 |
horloge |
uur:
oer (Q016p Lutterade, ...
Q016p Lutterade)
|
horloge [SGV (1914)] || uurwerk dat men bij zich draagt, bijv. om de pols [glozie, lozie, allozie] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18149 |
horrelvoet |
paardsvoet:
peasjvoot (Q016p Lutterade),
stubbelaar:
stuppelêr (Q016p Lutterade)
|
hompelvoet [SGV (1914)] || Misvormde voet (homperd, horjevoet, horrelvoet, homperpoot, strompelvoet, paardvoet). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17847 |
hotsen |
batteren:
battere (Q016p Lutterade),
bolderen:
boldere (Q016p Lutterade)
|
Hotsen: schokkend, stotend vooruitgaan (schokkelen, hotsen, hotselen, bodderen). [N 84 (1981)] || zachtjes schokken in of op een voertuig op een hobbelige weg (botteren, bottelen) [N 90 (1982)]
III-1-2, III-3-1
|
17812 |
houden |
houden:
aauwe (Q016p Lutterade)
|
houden [SGV (1914)]
III-1-2
|
21459 |
houden van |
liefhebben:
leef hubbe (Q016p Lutterade),
leef öbbe (Q016p Lutterade)
|
liefde voelen voor iemand [fiel zijn met, veel houden van, veel afhouden] [N 85 (1981)] || liefhebben [SGV (1914)]
III-3-1
|
22183 |
houtduif |
wilde duif:
wilj doef (Q016p Lutterade)
|
Wilde duif [N 94 (1983)]
III-4-1
|
23559 |
houtskool voor het wierookvat |
houtskool:
houtskoal (Q016p Lutterade)
|
Houtskool, kooltjes voor het wierookvat [költjes, köölkes, krichelskoaële, holtskaol?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|