28836 |
lap stof |
lap stof:
lap štof (Q016p Lutterade)
|
Een lap of stuk stof. [N 62, 71b; MW]
II-7
|
18980 |
laster |
achterklap:
achterklap (Q016p Lutterade)
|
laster [SGV (1914)]
III-1-4
|
19297 |
lastig (werken) |
lastig:
he is lestig (Q016p Lutterade),
lestig (Q016p Lutterade, ...
Q016p Lutterade)
|
het moeilijk zijn [slameur, last] [N 85 (1981)] || lastig [SGV (1914)] || niet zonder moeite of inspanning volbracht of afgedaan kunnend worden, niet gemakkelijk [difficiel, delicaat, ongemakkelijk, onklaar, zwaar moeilijk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19031 |
lastig kind |
nest:
ei nes (Q016p Lutterade)
|
een kind met een lastig karakter [nest, bernuizig kind, erg] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17814 |
laten |
laten:
loaten (Q016p Lutterade)
|
laten [SGV (1914)]
III-1-2
|
22190 |
laten uitvliegen add. |
rondtorvelen:
rondj torvele (Q016p Lutterade)
|
Hoe zegt men: de duiven eens laten uitvliegen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
23752 |
laten wijden |
inzegenen:
inzeagene (Q016p Lutterade),
laten inwijden:
loate inwieje (Q016p Lutterade),
laten zegenen:
loate zeagene (Q016p Lutterade, ...
Q016p Lutterade),
wijden:
kruutsbeeld wieje (Q016p Lutterade)
|
Een akker laten (in)wijden/(in)zegenen. [N 96B (1989)] || Een huis of gebouw laten (in)wijden/(in)zegenen. [N 96B (1989)] || Een kruisbeeld, een heiligenbeeld(je), een kaars laten wijden/zegenen. [N 96B (1989)] || Een rozenkrans, een scapulier, een medaille, een kruisje laten wijden/zegenen door een priester. [N 96B (1989)] || Een voertuig (auto/wagen) laten wijden/zegenen, op of rond het feest van St. Christoffel (25 juni). [N 96B (1989)]
III-3-3
|
25226 |
lauw weer |
laf (weer):
laf waer (Q016p Lutterade),
lauw (weer):
⁄t is lauw wéér (Q016p Lutterade),
loom (weer):
loom weer (Q016p Lutterade)
|
loommakend, gezegd van het weer [lui] [N 81 (1980)] || warm noch koud, gezegd van het weer [lauw, voos] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25036 |
lawaai maken |
laweit maken:
lewait make (Q016p Lutterade),
leweit make (Q016p Lutterade)
|
lawaai maken [SGV (1914)] || lawaai, herrie maken [laweiten, laweit maken, gellen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25035 |
lawaai, herrie |
laweit:
lewait (Q016p Lutterade),
leven:
läve (Q016p Lutterade),
spektakel:
spektakel (Q016p Lutterade)
|
een dooreenmengeling van sterke geluiden [leven, herrie, geweld, lawaai, spektakel, rumoer] [N 91 (1982)] || lawaai [SGV (1914)]
III-4-4
|