21157 |
oprit |
oprit:
oprit (Q016p Lutterade),
opvaart:
opvaart (Q016p Lutterade)
|
een hellend oplopende weg om op een dijk, een brug enz. te kunnen komen (april, opweg, opril, oprit, stoep, aprel) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17866 |
opschuiven |
opschuiven:
opsjuuve (Q016p Lutterade)
|
Opschuiven: in een zijwaartse richting schuiven om plaats te maken (opschikken, schavielen, opschuiven). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19290 |
opspelen |
sjamfoeteren:
fr. Jean foutre
sjamfoetere (Q016p Lutterade)
|
zeer boos uitvallen [sjamfoeteren, opspelen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17900 |
optillen |
heffen:
öffe (Q016p Lutterade),
oplichten:
opluchte (Q016p Lutterade)
|
(Op)heffen, tillen: in de hoogte heffen (beuren, heffen, tillen, lichten). [N 84 (1981)] || heffen, tillen [SGV (1914)]
III-1-2
|
21939 |
opvliegen |
uitvliegen:
oetvleege (Q016p Lutterade)
|
Hoe benoemt U allerlei vormen van vliegen: starten, wegvliegen, opvliegen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
27609 |
opvuldienst |
vuldienst:
vøldēns (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden])
|
In Nederland de dienst, in Belgiē de post die zorgt voor het opvullen van het ontgonnen pand. [N 95, 546; monogr.; Vwo 846; Vwo 850]
II-5
|
28104 |
opvullen |
opvullen:
opvølǝ (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Maurits]),
opvullen met de hand:
opvø̜lǝ met dǝ hanjtj (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Domaniale])
|
Een ontkoold pand met stenen en/of zand opvullen. [N 95, 541; N 95, 542; N 95, 543; N 95, 555; monogr.; Vwo 731; Vwo 732; Vwo 847]
II-5
|
28105 |
opvulling, opvulmateriaal |
vulling:
vøleŋ (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
wasstenen:
wɛšstęjn (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Het materinal waarmee de door de koolwinning ontstane lege ruimten worden opgevuld. [N 95, 540; N 95, 543; N 95, 103; N 95, 104; monogr.; Vwo 135; Vwo 419; Vwo 533; Vwo 730; Vwo 848]
II-5
|
28109 |
opvulpand |
vulpand:
vølpanjtj (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Het ontkoolde pand van een pijler dat moet worden opgevuld met stenen en/of zand. [N 95, 561; monogr.; N 95, 524; Vwo 730; Vwo 849]
II-5
|
28101 |
opvulpijler |
vulpijler:
vølpīlǝr (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Pijler waarvan het ontkoolde gedeelte wordt opgevuld door middel van van elders aangevoerde stenen. Dit opvullen kan zowel met de hand als mechanisch gebeuren (zie ook het lemma Blaaspijler). [N 95, 539; monogr.]
II-5
|