27223 |
sleper |
sleper:
šlęjpǝr (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I])
|
Algemene benaming voor ongeschoolde, ondergrondse mijnwerkers die zich met het vervoer bezighouden. Een respondent uit Q 121 merkt dan ook op dat de sleper bijvoorbeeld niet mocht roven. [N 95, 142; N 95, 585; monogr.; Vwo 115; Vwo 373; Vwo 713]
II-5
|
19374 |
sleutel |
sleutel:
sjleutel (Q016p Lutterade)
|
Een voorwerp dat dient om deuren die op slot zijn, te openen(sleutel, sleuter, smet) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
24952 |
slib, rivierbodem |
lodder:
lodder (Q016p Lutterade),
schlamm (du.):
sjlam (Q016p Lutterade)
|
slib [SGV (1914)] || slib, geheel van de bodembestanddelen die door water worden meegevoerd of zich uit water hebben neergezet, wanneer het nog niet verhard is [slob,blets, blei] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
22469 |
sliepuit |
sliepuit:
sjliep oet (Q016p Lutterade)
|
Iemand bespotten door met de ene wijsvinger langs de andere te strijken en daarbij te roepen [sliep uit, sliep uit]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18022 |
slijm |
slijm:
sjliem (Q016p Lutterade)
|
Slijm: kleverige taaie stof, als afscheiding van de slijmvliezen (slijm, zwadder). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
29115 |
slijtplek |
slijtplaats:
šlītplāts (Q016p Lutterade)
|
Plaats waar een stof gesleten of doorgesleten is. [N 62, 44; MW]
II-7
|
29116 |
slijtsel |
slijtsel:
šlītsǝl (Q016p Lutterade)
|
Datgene wat van de stof of het kledingstuk afslijt. [N 62, 46]
II-7
|
20502 |
slikken |
slikken:
sjlikke (Q016p Lutterade, ...
Q016p Lutterade)
|
slikken; Hoe noemt U: Voedsel of drank door de keel uit de mond naar de maag brengen (slikken, slokken, halzen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
27703 |
slikvijver |
bassin:
bǝzęŋ (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Winterslag, Waterschei]),
slamkuil:
šlamp˱kul (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Zwartberg, Waterschei])
|
Het afvalwater van de mijn liet men in bassins met overslag bijeenstromen. Het bezinksel, fijn kolenslik, in Limburg ook wel slam genoemd, werd als brandstof verkocht. [N 95, 35; monogr.]
II-5
|
19282 |
slim |
goed van begrip:
good van begrip (Q016p Lutterade),
he is good van begrip (Q016p Lutterade),
schlau (du.):
(sjlauw).
sjlaw (Q016p Lutterade),
slim:
schlum (Q016p Lutterade)
|
een zeer goed verstand hebbend en zeer vlug van begrip [schrander, slim, hel] [N 85 (1981)] || schrander [SGV (1914)] || vlug van begrip [vinnig, rap] [N 85 (1981)]
III-1-4
|