28970 |
spelden |
spangen:
špaŋǝ (Q016p Lutterade),
toespangen:
tušpaŋǝ (Q016p Lutterade)
|
Met spelden stukken kleding of panden aan elkaar vastspelden. [N 59, 74; L 7, 20; S 34]
II-7
|
28884 |
speldenkussen |
spangenkussen:
špaŋǝkøsǝ (Q016p Lutterade)
|
Kussentje waarop men de spelden en naalden steekt. De informant van Q 198 merkt op dat hij de naalden op zijn vest (kamizool) of op een stukje stof aan de muur speldde. Zie afb. 11. [N 59, 13a; N 62 68; L 45, 19; Gi 1.IV, 64; MW; monogr]
II-7
|
22383 |
spelen (alg.) |
spelen:
schpele (Q016p Lutterade)
|
spelen [SGV (1914)]
III-3-2
|
22327 |
spelletje |
partijtje:
pertieke (Q016p Lutterade)
|
Het spelen van een spel door twee of meer personen [partijtje, potje, spelletje]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20165 |
spenen |
de lots geven:
de lótsj geave (Q016p Lutterade)
|
spenen; een kind van de speen of de borst afwennen [spenen, spanen] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
33513 |
sperziebonen |
prinsessenbonen:
WBD/WLD
prinsesseboan (Q016p Lutterade)
|
De gewone boon met gezwollen zaden, prinsesseboon,sperzieboon, (slaboon, kereboon, herenboon, boterboon, prinses, suikerboon). [N 82 (1981)]
I-7
|
20535 |
spetteren |
in de pan springen:
de boter sjprungt in de pan (Q016p Lutterade),
springen:
sjpringe (Q016p Lutterade)
|
sudderen; Hoe noemt U: Knetteren van de boter in de pan bij verhitting (snerken, sudderen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
26360 |
spie |
spie/spij:
špi (Q016p Lutterade)
|
Een stukje stof of voering dat tussen een inknipping wordt genaaid om een verwijding te verkrijgen (Meima I, pag. 45). Hierdoor ontstaat plaatselijk meer ruimte, in het bijzonder bij de schouders. [N 59, 100a]
II-7
|
19804 |
spiegel |
spiegel:
schpeegel (Q016p Lutterade)
|
spiegel [SGV (1914)]
III-2-1
|
22401 |
spiertje trekken |
zwegelen:
sjwaegele (Q016p Lutterade)
|
Loten met gras of lucifers (bijv. wie de langste trekt) [spiertje trekken, getuigen, tuigen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|