28931 |
breedte |
breedte:
bręjtǝ (Q016p Lutterade)
|
Benaming voor een horizontaal genomen maat, voor of achter, in het bijzonder als tweede lid van samenstellingen als rugbreedte en armbreedte. [N 59, 45a; N 62, 2b; N 59, 44a]
II-7
|
28099 |
breekbout |
brekende bout:
brę̄kǝndǝ bǫwt (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Domaniale])
|
Onderdeel van de koolploeg- en transporteuraandrijving ter voorkoming van ontoelaatbaar hoge trekkrachten in schaaf- en transportkettingen. Bij te hoge trekkracht breekt de bout. [N 95, 600; monogr.]
II-5
|
18786 |
breien |
strikken:
strikke??? (Q016p Lutterade)
|
breien [SGV (1914)]
III-1-3
|
24563 |
bremraap |
brem:
brum (Q016p Lutterade)
|
Bremraap (orobanche rapum-genistae). De meeldraden beginnen helemaal onderaan op de binnenzijde der kroonbuis. Ze zijn aan hun voet onbehaard. De bloemen zijn 2 tot 2, 5 cm lang, licht roodbruin of vleeskleurig. Woekert bijna uitsluitend op de brem. De fo [N 92 (1982)]
III-4-3
|
17804 |
brengen |
brengen:
brènge (Q016p Lutterade)
|
brengen [SGV (1914)]
III-1-2
|
18392 |
bretel |
bretel (<fr.):
bertels (Q016p Lutterade),
help:
hellepe (Q016p Lutterade),
helpe (Q016p Lutterade),
lits:
litsje (Q016p Lutterade)
|
bretels, stel schouderbanden om de broek op te houden [N 23 (1964)] || de bretels [N 59 (1973)]
III-1-3
|
18099 |
breuk |
breuk:
brēūk (Q016p Lutterade)
|
breuk [SGV (1914)]
III-1-2
|
28076 |
breuklijn |
breuklijn:
brø̄kllīn (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
De lijn waarlangs het dakgesteente moet afbreken, wanneer de ondersteuningen geroofd worden. [N 95, 579; monogr.]
II-5
|
28075 |
breukpand |
breukpand:
brø̄kpandj (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Wilhelmina])
|
Het pand waar de ondersteuning wordt geroofd met als doel het dak te laten instorten. De invuller uit Q 21 merkt over de opgaven "roofpand" en "vulling" het volgende op: voordat de nachtdienst de transportmiddelen, de lucht- en waterleidingen en de verlichting verplaatst had naar het nieuwe pand en het oude pand had geroofd, sprak men van het "roofpand", dit in tegenstelling tot het nieuwe pand dat het "koolpand" werd genoemd. Als de dagdienst begon, gebruikte men de term "roofpand" niet meer maar werd over de "vulling" gesproken. [N 95A, 14; monogr.; Vwo 198; Vwo 730]
II-5
|
28074 |
breukpijler |
breukpijler:
brø̄kpęjlǝr (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Maurits]),
brø̄kpīlǝr (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Julia])
|
Pijler waarvan het ontkoolde gedeelte wordt gevuld door het beheerst laten instorten van het dakgesteente. Dit wordt bereikt door in dit deel van de pijler de ondersteuningen weg te nemen (zie ook het lemma Roven). [N 95, 361; N 95, 578; monogr.; N 95, 545]
II-5
|