e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Lutterade

Overzicht

Gevonden: 4058
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dienstplicht moeten doen opmoeten: op mötte (Lutterade) zijn militaire dienst vervullen [opmoeten, binnenmoeten] [N 90 (1982)] III-3-1
diep boren boren: boarǝ (Lutterade  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Diepboringen verrichten om op deze wijze de koollagen op te sporen en te verkennen. [N 95, 169; Vwo 167] II-5
dier, beest dier: deer (Lutterade) dier [SGV (1914)] III-4-2
dij dik van het been: dik van `t bein (Lutterade) dij [SGV (1914)] III-1-1
dijk dijk: diek (Lutterade) een weg tussen twee sloten (dijk) [N 90 (1982)] III-3-1
dik worden binden: bènje (Lutterade), kwellen: kwèlle (Lutterade) dik worden; Hoe noemt U: Dik worden, gezegd van b.v. pap (dijen) [N 80 (1980)] III-2-3
dikke, warme mantel winterjas: wintjerjas (Lutterade) een warme damesjas [N 59 (1973)] III-1-3
dinsdag dinsdag: dinsdig (Lutterade, ... ), ich kom deesdig (Lutterade) de derde dag van de week, dinsdag [destag, dijsdag, dijnsdag, diessendag] [N 91 (1982)] || Dinsdag [ik kom ~] [SGV (1914)] III-4-4
diploma, houwersdiploma houwerspapieren: hǫwǝšpǝpīrǝ (Lutterade  [(Maurits)]   [Domaniale]) Na het volgen van de cursus voor houwer of elektricien krijgt men het bijbehorende diploma. [N 95, 995] II-5
dirigent dirigent: dirisjent (Lutterade) De leider van een orkest of koor [dirigent, muziekmeester]. [N 90 (1982)] III-3-2