17682 |
ader |
ader:
oar (Q016p Lutterade),
oare (Q016p Lutterade)
|
ader [SGV (1914)] || aderen [SGV (1914)]
III-1-1
|
27573 |
administratief personeel |
pennelekkers:
pęnǝlękǝš (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Laura, Julia]),
schrijvers:
šrīvǝš (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Maurits])
|
De beambten hadden op de mijn vergeleken met de arbeiders op tal van punten een bevoorrechte positie. Zij kregen tijdens ziekte geen controle van de door de kompels gehate ziekencontroleur (Dieteren 1984 pag. 67). Verder waren zij op de mijn "penningvrij", kregen meer en betere deputaatkolen en gratis mijnkleding. Op hun beurt waren de ondergrondse beambten weer bevoorrecht ten opzichte van de bovengrondse beambten. Hun salarissen lagen duidelijk hoger (Dieteren 1984 pag. 67). In het lemma komen algemene benamingen voor maar ook benamingen die meer schertsend of spottend zijn. [N 95, 979]
II-5
|
23767 |
advent |
advent (<lat.):
advent (Q016p Lutterade)
|
De tijd van vier zondagen voor Kerstmis (Advent, kleine vasten). [N 96C (1989)]
III-3-3
|
19803 |
afdak |
afdak:
aafdaak (Q016p Lutterade)
|
afdak [SGV (1914)]
III-2-1
|
27728 |
afdeling |
afdeling:
āfdęjleŋ (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Het ondergronds gebied van een steenkolenmijn is ingedeeld in afdelingen. Aan het hoofd van zo''n afdeling staat een afdelingsingenieur. Deze afdelingsingenieur voert het bevel over verscheidene andere ingenieurs en geeft zijn bevelen aan het werkvolk langs zijn afdelingsopzichter om (Vanwonterghem pag. 43). [N 95, 908; Vwo 36; Vwo 285; monogr.]
II-5
|
27227 |
afdelingsopzichter |
afdelingsopzichter:
āfdęjleŋsopzextǝr (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Opzichter van de dagdienst. De afdelingsopzichter is de verantwoordelijke man voor een afdeling. Volgens Vanwonterghem (pag. 43) krijgt hij zijn bevelen van de ingenieur en geeft ze verder aan de chef-porions. Defoin (pag. 191) daarentegen noemt de afdelingsopzichter synoniem met chef-porion. De woordtypen "dagstijger" en "middagstijger" zijn volgens Van der Maar ontstaan uit het feit dat de afdelingsopzichters overdag dienst deden. De nachtdienst stond veelal onder toezicht van een meesterhouwer. [N 95, 909; monogr.; Vwo 37]
II-5
|
29049 |
afdunnen |
afdunnen:
āfdønǝ (Q016p Lutterade)
|
Bewerking van de watten voor de schouder, waarbij de dikte van de watten naar de kant toe wordt verminderd. [N 59, 117a]
II-7
|
29035 |
afglanzen |
afblinken:
āfbleŋkǝ (Q016p Lutterade)
|
Het wegnemen van de valse glans. Afglanzen is het verwijderen van glans op die plaatsen, welke te droog geperst zijn. Deze glans verwijdert men door het inbrengen van damp door middel van vochtige doeken en hete ijzers. [N 59, 80a; N 59, 81a]
II-7
|
23965 |
afgunst |
afgunst:
aafguns (Q016p Lutterade)
|
Afgunst, jaloezie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23966 |
afgunstig |
afgunstig:
aafgunstig (Q016p Lutterade)
|
Afgunstig. [N 96D (1989)]
III-3-3
|