34414 |
ecthyma, zere bekjes, muilschurft |
mondzeer:
monjtjzē̜r (Q016p Lutterade)
|
Een soms goedaardige, soms ook kwaadaardige aantasting van de slijmvliezen van de mondholte, waarbij op de lippen korsten ontstaan. [N 77, 62; N 19, 68; A 48a, 49]
I-12
|
21313 |
eed |
eed:
eid (Q016p Lutterade)
|
eed [SGV (1914)]
III-3-1
|
24436 |
eekhoorn |
eekhoorntje:
enkköörke (Q016p Lutterade)
|
eekhorentje [SGV (1914)]
III-4-2
|
18116 |
eelt, eeltknobbel |
zwel:
zjweel (Q016p Lutterade)
|
eelt, eeltknobbel [SGV (1914)]
III-1-2
|
23667 |
een aflaat verdienen |
aflaat verdienen:
aafloat verdene (Q016p Lutterade)
|
Een aflaat verdienen/winnen/bekomen/halen/bidden [ne ablas verdeene?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23781 |
een askruisje halen |
askruisje halen:
esjkrutske hoale (Q016p Lutterade)
|
Zich met as laten tekenen op Aswoensdag, een askruisje halen. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
21811 |
een bevel opvolgen |
pareren (<lat.):
WNT: pareeren (I), Uit lat. parêre, gehoorzamen, overgenomen in de rechtstaal en vandaar ook in ruimer gebruik. Van een bevel, eene opdracht enz. Het volvoeren, volbrengen, nakomen.
parere (Q016p Lutterade)
|
een bevel opvolgen [pareren, luisteren, gehoorzamen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
29084 |
een bochel inwerken |
uitbuilen:
ūtbȳlǝ (Q016p Lutterade)
|
Een bochel in een jas werken door middel van het knippen van het patroon of door strijken of persen. [N 59, 89]
II-7
|
20505 |
een borrel drinken |
pitsen:
pitsje (Q016p Lutterade),
proeven:
preuve (Q016p Lutterade)
|
jenever drinken; Hoe noemt U: Jenever drinken (proeven, likken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
28386 |
een brok steenkool |
(een) brok kool:
brok koal (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Een dikke brok steenkool. [N 95, 464; monogr.]
II-5
|