23898 |
engelbewaarder |
engelbewaarder:
èngelbewaarder (Q016p Lutterade)
|
Een beschermengel, bewaarengel, engelbewaarder, schutsengel. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24062 |
engelenmis |
engelenmis:
engelemis (Q016p Lutterade)
|
Een Engelenmis, een lijkdienst voor een kind dat jonger is dan zeven jaar en de eerste H. Communie nog niet heeft gedaan. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
28160 |
engelse sleutel |
engelse sleutel:
ęŋǝlšǝ šlø̄tǝl (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Schroefsleutel die wijder en nauwer gesteld kan worden naar gelang de grootte van de moeren. [N 95, 759]
II-5
|
20333 |
enig kind |
enigst kind:
enigskendj (Q016p Lutterade)
|
een enig kind; een kind dat geen broers of zusters heeft [koekoek, koekoeksjong] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
17775 |
enkel |
enkel:
ĕnkel (Q016p Lutterade)
|
enkel [SGV (1914)]
III-1-1
|
33605 |
enten |
gruffelen:
gruffele (Q016p Lutterade)
|
[SGV (1914)]
I-7
|
21204 |
envelop |
envelop (<fr.):
envellope (Q016p Lutterade),
envelop (Q016p Lutterade),
omslag:
Opm. is verouderde benaming.
ŏmsjlaag (Q016p Lutterade)
|
de omslag voor brieven [enveloppe, brievenzak, zakje] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23608 |
epistel |
epistel (<lat.):
d`n epistel (Q016p Lutterade)
|
De eerste lezing, het epistel [t/dn epistel, epiestel?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
27865 |
er wordt geschoten |
(het) brandt:
ǝt brɛnt (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Maurits]),
daar werdt geschoten:
doa wørt gǝšoatǝ (Q016p Lutterade
[(Maurits)]
[Domaniale])
|
Waarschuwende uitroep vóór het ontsteken van een schietlading. [N 95, 425; monogr.]
II-5
|
22433 |
ereboog |
boog:
boag (Q016p Lutterade),
ereboog:
eare boag (Q016p Lutterade),
triomfboog:
triomf boag (Q016p Lutterade)
|
De ereboog voor de jonge priester. [N 96D (1989)] || Een boog opgericht over iemands weg als eerbewijs, bijv. bij een feest [boog, triumf, toog]. [N 88 (1982)] || Een triumfboog of ereboog ter versiering van de straten [triejoemfboaëg]. [N 96C (1989)]
III-3-2
|