e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Maasbracht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kennen kennen: kinne (Maasbracht, ... ) kennen [SGV (1914)] || kennen (geen context) [DC 37 (1964)] III-1-4
kerel kerel: kèrel (Maasbracht), kɛ.rəl (Maasbracht) kerel [RND], [SGV (1914)] III-3-1
kerk kerk: kirk (Maasbracht) kerk [SGV (1914)] III-3-3
kerkhof kerkhof: kerkhaof (Maasbracht) Kerkhof [kirkuf, doeje kirkuf]. [N 06 (1960)] III-3-3
kerkuil kerkuil: kirkuul (Maasbracht) uil: kerkuil (34 gespikkeld oranje boven, wittig onder; hartvormig gezicht; broedt boven in grote schuren en torens; roep [chchchchchchch] [N 09 (1961)] III-4-1
kerkwaarts naar de kerk: noa de kirk (Maasbracht) kerkwaarts [SGV (1914)] III-3-3
kermis kermis: kɛrəməs (Maasbracht) kermis [RND] III-3-2
kersenpannenkoek kersenkoek: kesekook (Maasbracht) Pannekoek met kersen (kersekook?) [N 16 (1962)] III-2-3
kettingeg, weide-eg ketting[eg]: kęteŋ[eg] (Maasbracht), sleep: [sleep] (Maasbracht) De kettingeg bestaat uit een vier-, soms driehoekig raam of slechts uit een losse voor- en achterbalk, waartussen kettingen gespannen zijn. Aan deze kettingen zijn korte en lichte tanden bevestigd. Zie afb. 13 en 14. Met de kettingeg wordt voornamelijk licht werk verricht. Het bekendst is het gebruik als weide-eg. Men bewerkt de weide met de kettingeg om de grasmat luchtiger te maken, om mest te verspreiden en molshopen te slechten. Men kan de kettingeg ook gebruiken om gerooide en in panden gelegde suikerbieten van de aanklevende aarde te ontdoen. Soms wordt met de kettingeg ook akkerland bewerkt. Van enige termen aan het einde van het lemma vindt men de plaatselijke varianten in het lemma ¬¥akkersleep, weidesleep¬¥ vermeld. Voor ''eg'' en ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''. [JG 1a + 1b + 2c; A 13, 16b; A 40, 10; N 11, 72e + 71 add.; N 11A, 163a + 181f; N 14, 81 add.; N J, 10; N P, 18b; monogr.] I-2
kever, tor kever: käver (Maasbracht), kèver (Maasbracht), keverd: kèvert (Maasbracht), tor: [ ? tor - moeilijk leesbaar]  tor (Maasbracht) kever [SGV (1914)] || kever, tor [DC 30 (1958)] || tor [SGV (1914)] III-4-2